Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. aanstichten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanstichten (Niederländisch) ins Schwedisch

aanstichten:

aanstichten Verb (sticht aan, stichtte aan, stichtten aan, aangesticht)

  1. aanstichten (aanrichten; veroorzaken; aandoen)
    orsaka
    • orsaka Verb (orsakar, orsakade, orsakat)

Konjugationen für aanstichten:

o.t.t.
  1. sticht aan
  2. sticht aan
  3. sticht aan
  4. stichten aan
  5. stichten aan
  6. stichten aan
o.v.t.
  1. stichtte aan
  2. stichtte aan
  3. stichtte aan
  4. stichtten aan
  5. stichtten aan
  6. stichtten aan
v.t.t.
  1. heb aangesticht
  2. hebt aangesticht
  3. heeft aangesticht
  4. hebben aangesticht
  5. hebben aangesticht
  6. hebben aangesticht
v.v.t.
  1. had aangesticht
  2. had aangesticht
  3. had aangesticht
  4. hadden aangesticht
  5. hadden aangesticht
  6. hadden aangesticht
o.t.t.t.
  1. zal aanstichten
  2. zult aanstichten
  3. zal aanstichten
  4. zullen aanstichten
  5. zullen aanstichten
  6. zullen aanstichten
o.v.t.t.
  1. zou aanstichten
  2. zou aanstichten
  3. zou aanstichten
  4. zouden aanstichten
  5. zouden aanstichten
  6. zouden aanstichten
diversen
  1. sticht aan!
  2. sticht aan!
  3. aangesticht
  4. aanstichtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanstichten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
orsaka aandoen; aanrichten; aanstichten; veroorzaken aandoen; berokkenen; tot stand brengen; veroorzaken; verwekken; voor elkaar krijgen

Wiktionary Übersetzungen für aanstichten:


Cross Translation:
FromToVia
aanstichten pressa fram instigate — to goad or urge forward; to set on; to provoke; to incite