Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für aanschaffen (Niederländisch) ins Schwedisch
aanschaffen:
-
aanschaffen (aankopen; kopen; verkrijgen; verwerven)
-
aanschaffen (acquireren; verkrijgen)
-
aanschaffen
Konjugationen für aanschaffen:
o.t.t.
- schaf aan
- schaft aan
- schaft aan
- schaffen aan
- schaffen aan
- schaffen aan
o.v.t.
- schafte aan
- schafte aan
- schafte aan
- schaften aan
- schaften aan
- schaften aan
v.t.t.
- heb aangeschaft
- hebt aangeschaft
- heeft aangeschaft
- hebben aangeschaft
- hebben aangeschaft
- hebben aangeschaft
v.v.t.
- had aangeschaft
- had aangeschaft
- had aangeschaft
- hadden aangeschaft
- hadden aangeschaft
- hadden aangeschaft
o.t.t.t.
- zal aanschaffen
- zult aanschaffen
- zal aanschaffen
- zullen aanschaffen
- zullen aanschaffen
- zullen aanschaffen
o.v.t.t.
- zou aanschaffen
- zou aanschaffen
- zou aanschaffen
- zouden aanschaffen
- zouden aanschaffen
- zouden aanschaffen
diversen
- schaf aan!
- schaft aan!
- aangeschaft
- aanschaffende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanschaffen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
förvärva | aanschaffen; acquireren; verkrijgen | aanwennen; bemachtigen; eigenmaken; gewend raken; gewinnen; leren; toekomen; toekomen aan; verdiend hebben |
inhandla | aankopen; aanschaffen; kopen; verkrijgen; verwerven | |
köpa | aankopen; aanschaffen; kopen; verkrijgen; verwerven | |
köpa in | aanschaffen | |
uppnå | aanschaffen; acquireren; verkrijgen | gewinnen |
Wiktionary Übersetzungen für aanschaffen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanschaffen | → köpa | ↔ buy — to obtain for money |
• aanschaffen | → anskaffa; köpa | ↔ acheter — Tous sens |
• aanschaffen | → anskaffa; köpa; förvärva | ↔ acquérir — Devenir possesseur par le travail, par l’achat, par l’échange, par contrat ou alors par... (Sens général). |