Niederländisch
Detailübersetzungen für verloten (Niederländisch) ins Schwedisch
verloten:
-
verloten (loten)
Konjugationen für verloten:
o.t.t.
- verloot
- verloot
- verloot
- verloten
- verloten
- verloten
o.v.t.
- verlootte
- verlootte
- verlootte
- verlootten
- verlootten
- verlootten
v.t.t.
- heb verloot
- hebt verloot
- heeft verloot
- hebben verloot
- hebben verloot
- hebben verloot
v.v.t.
- had verloot
- had verloot
- had verloot
- hadden verloot
- hadden verloot
- hadden verloot
o.t.t.t.
- zal verloten
- zult verloten
- zal verloten
- zullen verloten
- zullen verloten
- zullen verloten
o.v.t.t.
- zou verloten
- zou verloten
- zou verloten
- zouden verloten
- zouden verloten
- zouden verloten
diversen
- verloot!
- verloot!
- verloot
- verlotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verloten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
lotta ut | loten; verloten |