Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für kietelen (Niederländisch) ins Schwedisch
kietelen:
-
kietelen (kittelen)
Konjugationen für kietelen:
o.t.t.
- kietel
- kietelt
- kietelt
- kietelen
- kietelen
- kietelen
o.v.t.
- kietelde
- kietelde
- kietelde
- kietelden
- kietelden
- kietelden
v.t.t.
- heb gekieteld
- hebt gekieteld
- heeft gekieteld
- hebben gekieteld
- hebben gekieteld
- hebben gekieteld
v.v.t.
- had gekieteld
- had gekieteld
- had gekieteld
- hadden gekieteld
- hadden gekieteld
- hadden gekieteld
o.t.t.t.
- zal kietelen
- zult kietelen
- zal kietelen
- zullen kietelen
- zullen kietelen
- zullen kietelen
o.v.t.t.
- zou kietelen
- zou kietelen
- zou kietelen
- zouden kietelen
- zouden kietelen
- zouden kietelen
en verder
- ben gekieteld
- bent geieteld
- is gekieteld
- zijn gekieteld
- zijn gekieteld
- zijn gekieteld
diversen
- kietel!
- kietelt!
- gekieteld
- kietelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für kietelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
kittla | kietelen; kittelen | kriebelen |
locka | kietelen; kittelen | aanlokken; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; dichtbijlokken; gunst winnen; in de krul zetten; induceren; krullen; lokken; meelokken; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; tevoorschijn lokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken |
reta | kietelen; kittelen | aanleiding geven tot; ergeren; irriteren; ontlokken; op de zenuwen werken; ophitsen; provoceren; sjaggeren; uitdagen; uitlokken; vervelen |
Wiktionary Übersetzungen für kietelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kietelen | → kittla; killa | ↔ tickle — to touch in a manner that causes tingling sensation |
• kietelen | → kittla | ↔ chatouiller — causer, par des attouchements légers et répétés, un tressaillement qui provoquer généralement le rire. |