Niederländisch
Detailübersetzungen für optekenen (Niederländisch) ins Schwedisch
optekenen:
-
optekenen (opschrijven; boeken; noteren; vastleggen; registreren)
-
optekenen (op schrift stellen; registreren; noteren; aantekenen; boeken)
-
optekenen
Konjugationen für optekenen:
o.t.t.
- teken op
- tekent op
- tekent op
- tekenen op
- tekenen op
- tekenen op
o.v.t.
- tekende op
- tekende op
- tekende op
- tekenden op
- tekenden op
- tekenden op
v.t.t.
- heb opgetekend
- hebt opgetekend
- heeft opgetekend
- hebben opgetekend
- hebben opgetekend
- hebben opgetekend
v.v.t.
- had opgetekend
- had opgetekend
- had opgetekend
- hadden opgetekend
- hadden opgetekend
- hadden opgetekend
o.t.t.t.
- zal optekenen
- zult optekenen
- zal optekenen
- zullen optekenen
- zullen optekenen
- zullen optekenen
o.v.t.t.
- zou optekenen
- zou optekenen
- zou optekenen
- zouden optekenen
- zouden optekenen
- zouden optekenen
en verder
- ben opgetekend
- bent opgetekend
- is opgetekend
- zijn opgetekend
- zijn opgetekend
- zijn opgetekend
diversen
- teken op!
- tekent op!
- opgetekend
- optekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze