Niederländisch
Detailübersetzungen für zondig (Niederländisch) ins Schwedisch
zondig:
-
zondig
skamlig; skamligt; syndig; syndigt; skandalöst-
skamlig Adjektiv
-
skamligt Adjektiv
-
syndig Adjektiv
-
syndigt Adjektiv
-
skandalöst Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für zondig:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skamlig | zondig | achterbaks; geniepig; gluiperig; in het geniep; onbehoorlijk; onbetamelijk; oneervol; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onwelvoegelijk; schandalig; snood; stiekem; verfoeilijk |
skamligt | zondig | achterbaks; geniepig; gluiperig; in het geniep; onbehoorlijk; onbetamelijk; oneervol; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onwelvoegelijk; roemloos; schandalig; snood; stiekem; verfoeilijk |
skandalöst | zondig | extravagant; kwaadsprekend; lasterlijk; overmatig; schandalig; schandelijk; smadend; verfoeilijk |
syndig | zondig | |
syndigt | zondig |
Verwandte Wörter für "zondig":
zondig form of zondigen:
-
zondigen (een zonde begaan)
Konjugationen für zondigen:
o.t.t.
- zondig
- zondigt
- zondigt
- zondigen
- zondigen
- zondigen
o.v.t.
- zondigde
- zondigde
- zondigde
- zondigden
- zondigden
- zondigden
v.t.t.
- heb gezondigd
- hebt gezondigd
- heeft gezondigd
- hebben gezondigd
- hebben gezondigd
- hebben gezondigd
v.v.t.
- had gezondigd
- had gezondigd
- had gezondigd
- hadden gezondigd
- hadden gezondigd
- hadden gezondigd
o.t.t.t.
- zal zondigen
- zult zondigen
- zal zondigen
- zullen zondigen
- zullen zondigen
- zullen zondigen
o.v.t.t.
- zou zondigen
- zou zondigen
- zou zondigen
- zouden zondigen
- zouden zondigen
- zouden zondigen
diversen
- zondig!
- zondigt!
- gezondigd
- zondigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für zondigen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
synda | een zonde begaan; zondigen | bezondigen |
Schwedisch
Detailübersetzungen für zondig (Schwedisch) ins Niederländisch
zondig: (*Wort und Satz getrennt)
- zon: district; gebied; provincie; terrein; streek; zone; gordel; gewest; territorium; rayon; ressort; rechtsgebied; rijksonderdeel; luchtstreek; klimaatgordel; rayon van een bedrijf
- dig: je; jou; U; ge; gij