Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Schwedisch ->Suche: bijwonen

Niederländische und schwedische Suchergebnisse für: bijwonen

Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. bijwonen:
  2. Wiktionary:

Niederländisch

Detailübersetzungen für bijwonen (Niederländisch) ins Schwedisch

bijwonen:

bijwonen Verb (woon bij, woont bij, woonde bij, woonden bij, bijgewoond)

  1. bijwonen (aanwezig zijn)
    åtfölja; bevista
    • åtfölja Verb (åtföljer, åtföljde, åtföljt)
    • bevista Verb (bevistar, bevistade, bevistat)

Konjugationen für bijwonen:

o.t.t.
  1. woon bij
  2. woont bij
  3. woont bij
  4. wonen bij
  5. wonen bij
  6. wonen bij
o.v.t.
  1. woonde bij
  2. woonde bij
  3. woonde bij
  4. woonden bij
  5. woonden bij
  6. woonden bij
v.t.t.
  1. heb bijgewoond
  2. hebt bijgewoond
  3. heeft bijgewoond
  4. hebben bijgewoond
  5. hebben bijgewoond
  6. hebben bijgewoond
v.v.t.
  1. had bijgewoond
  2. had bijgewoond
  3. had bijgewoond
  4. hadden bijgewoond
  5. hadden bijgewoond
  6. hadden bijgewoond
o.t.t.t.
  1. zal bijwonen
  2. zult bijwonen
  3. zal bijwonen
  4. zullen bijwonen
  5. zullen bijwonen
  6. zullen bijwonen
o.v.t.t.
  1. zou bijwonen
  2. zou bijwonen
  3. zou bijwonen
  4. zouden bijwonen
  5. zouden bijwonen
  6. zouden bijwonen
diversen
  1. woon bij!
  2. woont bij!
  5. bijgewoond
  6. bijwonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bijwonen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bevista aanwezig zijn; bijwonen
åtfölja aanwezig zijn; bijwonen

Wiktionary Übersetzungen für bijwonen:

Cross Translation:
FromToVia
• bijwonen → delta; närvara ↔ attend — to be present at







Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0262 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden