Niederländisch
Detailübersetzungen für vermelden (Niederländisch) ins Schwedisch
vermelden:
-
vermelden (noemen; erbij zeggen)
Konjugationen für vermelden:
o.t.t.
- vermeld
- vermeldt
- vermeldt
- vermelden
- vermelden
- vermelden
o.v.t.
- vermeldde
- vermeldde
- vermeldde
- vermeldden
- vermeldden
- vermeldden
v.t.t.
- heb vermeld
- hebt vermeld
- heeft vermeld
- hebben vermeld
- hebben vermeld
- hebben vermeld
v.v.t.
- had vermeld
- had vermeld
- had vermeld
- hadden vermeld
- hadden vermeld
- hadden vermeld
o.t.t.t.
- zal vermelden
- zult vermelden
- zal vermelden
- zullen vermelden
- zullen vermelden
- zullen vermelden
o.v.t.t.
- zou vermelden
- zou vermelden
- zou vermelden
- zouden vermelden
- zouden vermelden
- zouden vermelden
diversen
- vermeld!
- vermeldt!
- vermeld
- vermeldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vermelden:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
lista | hitlijst; hitparade; lijst; lijst van gegevens; opgaaf; opgave; overzicht; staat; staatje | |
tala om | bespreken; spreken over | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
lista | erbij zeggen; noemen; vermelden | boeken; noteren; opnoemen; opschrijven; opsommen; optekenen; registreren; vastleggen |
tala om | erbij zeggen; noemen; vermelden | babbelen; bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; gewag maken van; gewagen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; melding maken van; onderwerp behandelen; praten; praten over; snateren; spreken; spreken over; wauwelen; zwammen |