Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. voltrekken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für voltrekken (Niederländisch) ins Schwedisch

voltrekken:

voltrekken Verb (voltrek, voltrekt, voltrok, voltrokken, voltrokken)

  1. voltrekken
    avrätta; utföra
    • avrätta Verb (avrättar, avrättade, avrättat)
    • utföra Verb (utför, utförde, utfört)

Konjugationen für voltrekken:

o.t.t.
  1. voltrek
  2. voltrekt
  3. voltrekt
  4. voltrekken
  5. voltrekken
  6. voltrekken
o.v.t.
  1. voltrok
  2. voltrok
  3. voltrok
  4. voltrokken
  5. voltrokken
  6. voltrokken
v.t.t.
  1. heb voltrokken
  2. hebt voltrokken
  3. heeft voltrokken
  4. hebben voltrokken
  5. hebben voltrokken
  6. hebben voltrokken
v.v.t.
  1. had voltrokken
  2. had voltrokken
  3. had voltrokken
  4. hadden voltrokken
  5. hadden voltrokken
  6. hadden voltrokken
o.t.t.t.
  1. zal voltrekken
  2. zult voltrekken
  3. zal voltrekken
  4. zullen voltrekken
  5. zullen voltrekken
  6. zullen voltrekken
o.v.t.t.
  1. zou voltrekken
  2. zou voltrekken
  3. zou voltrekken
  4. zouden voltrekken
  5. zouden voltrekken
  6. zouden voltrekken
diversen
  1. voltrek!
  2. voltrekt!
  3. voltrokken
  4. voltrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für voltrekken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
utföra gehoor; gevolg; gevolg geven aan
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avrätta voltrekken doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; om het leven brengen; ombrengen; ter dood brengen; terechtstellen; vermoorden
utföra voltrekken bedingen; bewerkstelligen; doen; fixen; handelen; klaarspelen; kwijten; lappen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; voor elkaar krijgen; zich voltrekken

Wiktionary Übersetzungen für voltrekken:


Verwandte Übersetzungen für voltrekken