Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. breedvoerig:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für breedvoerig (Niederländisch) ins Schwedisch

breedvoerig:

breedvoerig Adjektiv

  1. breedvoerig (wijdlopig; uitgebreid; uitvoerig; )
  2. breedvoerig (ampel; uitgebreid; uitvoerig; omstandig)
    rikligt; rymligt; ymnigt; vid; fyllig; riklig; fylligt

Übersetzung Matrix für breedvoerig:

OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
vid bij; te; ter; via
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fyllig ampel; breedvoerig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig
fylligt ampel; breedvoerig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig
långvarig breedsprakig; breedvoerig; langdradig; omslachtig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig; wijdlopig langdradig; langjarig; veeljarig; vervelend; wijdlopig
långvarigt breedsprakig; breedvoerig; langdradig; omslachtig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig; wijdlopig langaanhoudend; langdradig; langdurig; langjarig; veeljarig; vervelend; wijdlopig
riklig ampel; breedvoerig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig copieus; goeddeels; grotendeels; merendeels; welig
rikligt ampel; breedvoerig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig copieus; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig; welig
rymligt ampel; breedvoerig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig lijvig; omvangrijk; ruimtelijk; volumineus
vid ampel; breedvoerig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig
ymnigt ampel; breedvoerig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig welig; welvoorzien

Verwandte Wörter für "breedvoerig":


Wiktionary Übersetzungen für breedvoerig:


Cross Translation:
FromToVia
breedvoerig rymlig; vid; omfångsrik ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
breedvoerig rymlig; vid; omfångsrik large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
breedvoerig vidlyftig; långrandig prolixe — Qui est trop long, diffus, parler ou écrire.
breedvoerig rymlig; vid; omfångsrik étendugrand, large, vaste.