Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- uitvissen:
-
Wiktionary:
- uitvissen → bepröva, undersöka, söka om igen
Niederländisch
Detailübersetzungen für uitvissen (Niederländisch) ins Schwedisch
uitvissen:
-
uitvissen (opsnuffelen)
Konjugationen für uitvissen:
o.t.t.
- vis uit
- vist uit
- vist uit
- vissen uit
- vissen uit
- vissen uit
o.v.t.
- viste uit
- viste uit
- viste uit
- visten uit
- visten uit
- visten uit
v.t.t.
- heb uitgevist
- hebt uitgevist
- heeft uitgevist
- hebben uitgevist
- hebben uitgevist
- hebben uitgevist
v.v.t.
- had uitgevist
- had uitgevist
- had uitgevist
- hadden uitgevist
- hadden uitgevist
- hadden uitgevist
o.t.t.t.
- zal uitvissen
- zult uitvissen
- zal uitvissen
- zullen uitvissen
- zullen uitvissen
- zullen uitvissen
o.v.t.t.
- zou uitvissen
- zou uitvissen
- zou uitvissen
- zouden uitvissen
- zouden uitvissen
- zouden uitvissen
en verder
- ben uitgevist
- bent uitgevist
- is uitgevist
- zijn uitgevist
- zijn uitgevist
- zijn uitgevist
diversen
- vis uit!
- vist uit!
- uitgevist
- uitvissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uitvissen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
reda på | opsnuffelen; uitvissen | |
snoka | opsnuffelen; uitvissen | omwoelen |