Niederländisch
Detailübersetzungen für wegrukken (Niederländisch) ins Schwedisch
wegrukken:
-
wegrukken
Konjugationen für wegrukken:
o.t.t.
- ruk weg
- rukt weg
- rukt weg
- rukken weg
- rukken weg
- rukken weg
o.v.t.
- rukte weg
- rukte weg
- rukte weg
- rukten weg
- rukten weg
- rukten weg
v.t.t.
- heb weggerukt
- hebt weggerukt
- heeft weggerukt
- hebben weggerukt
- hebben weggerukt
- hebben weggerukt
v.v.t.
- had weggerukt
- had weggerukt
- had weggerukt
- hadden weggerukt
- hadden weggerukt
- hadden weggerukt
o.t.t.t.
- zal wegrukken
- zult wegrukken
- zal wegrukken
- zullen wegrukken
- zullen wegrukken
- zullen wegrukken
o.v.t.t.
- zou wegrukken
- zou wegrukken
- zou wegrukken
- zouden wegrukken
- zouden wegrukken
- zouden wegrukken
diversen
- ruk weg!
- rukt weg!
- weggerukt
- wegrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für wegrukken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
nappa till sig | wegrukken | |
rycka | wegrukken | gappen; rukken; snaaien; stelen; trekken; weggraaien; wegpikken; zich wringen |
rycka bort | wegrukken |