Niederländisch
Detailübersetzungen für uiteenlopen (Niederländisch) ins Schwedisch
uiteenlopen:
-
uiteenlopen (variëren; veranderen; verschillen; afwisselen; wisselen)
Konjugationen für uiteenlopen:
o.t.t.
- loop uiteen
- loopt uiteen
- loopt uiteen
- lopen uiteen
- lopen uiteen
- lopen uiteen
o.v.t.
- liep uiteen
- liep uiteen
- liep uiteen
- liepen uiteen
- liepen uiteen
- liepen uiteen
v.t.t.
- ben uiteengelopen
- bent uiteengelopen
- is uiteengelopen
- zijn uiteengelopen
- zijn uiteengelopen
- zijn uiteengelopen
v.v.t.
- was uiteengelopen
- was uiteengelopen
- was uiteengelopen
- waren uiteengelopen
- waren uiteengelopen
- waren uiteengelopen
o.t.t.t.
- zal uiteenlopen
- zult uiteenlopen
- zal uiteenlopen
- zullen uiteenlopen
- zullen uiteenlopen
- zullen uiteenlopen
o.v.t.t.
- zou uiteenlopen
- zou uiteenlopen
- zou uiteenlopen
- zouden uiteenlopen
- zouden uiteenlopen
- zouden uiteenlopen
diversen
- loop uiteen!
- loopt uiteen!
- uiteengelopen
- uiteenlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uiteenlopen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
variera | afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen | overhoop liggen; overhoopliggen |
Wiktionary Übersetzungen für uiteenlopen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uiteenlopen | → variera | ↔ différer — Traductions à trier suivant le sens |
Computerübersetzung von Drittern: