Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. illusie:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für illusie (Niederländisch) ins Schwedisch

illusie:

illusie [de ~ (v)] Nomen

  1. de illusie (waan; hersenschim; droombeeld)
  2. de illusie (droombeeld)
    vrångbild; fantasi; illusion; drömbild
  3. de illusie (waandenkbeeld; waanvoorstelling; waan; waanbeeld; waanidee)
  4. de illusie (schijn)
    förevändning; illusion

Übersetzung Matrix für illusie:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
drömbild droombeeld; illusie droomgezicht
fantasi droombeeld; illusie fantasie; verbeelding; verbeeldingskracht; voorstellingsvermogen
förevändning illusie; schijn voorwending
illusion droombeeld; illusie; schijn anamorfose; chimère; drogbeeld; fantasie; fata morgana; hersenschim; luchtspiegeling; schijnbeeld; spookbeeld; verbeelding; voorspiegeling
vanbild droombeeld; hersenschim; illusie; waan
vanföreställning illusie; waan; waanbeeld; waandenkbeeld; waanidee; waanvoorstelling fantasie; verbeelding; zinsbedrog; zinsbegoocheling
villa illusie; waan; waanbeeld; waandenkbeeld; waanidee; waanvoorstelling anamorfose; chimère; drogbeeld; herenhuis; schijnbeeld; villa; voorspiegeling
vrångbild droombeeld; illusie

Verwandte Wörter für "illusie":

  • illusies

Wiktionary Übersetzungen für illusie:


Cross Translation:
FromToVia
illusie synvilla; illusion illusion — anything that seems to be something that it is not
illusie förvillelse; illusion illusion — belief in something that is in fact not true
illusie trick; illusion illusion — magician's trick