Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. voorspel:
  2. voorspellen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für voorspel (Niederländisch) ins Schwedisch

voorspel:

voorspel [het ~] Nomen

  1. het voorspel
    förspel

Übersetzung Matrix für voorspel:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förspel voorspel

Verwandte Wörter für "voorspel":


Wiktionary Übersetzungen für voorspel:


Cross Translation:
FromToVia
voorspel förspel foreplay — foreplay

voorspel form of voorspellen:

voorspellen Verb (voorspel, voorspelt, voorspelde, voorspelden, voorspeld)

  1. voorspellen (wichelen)
    förutsäga; spå; förutspå
    • förutsäga Verb (förutsäger, förutsade, förutsagt)
    • spå Verb (spår, spådde, spått)
    • förutspå Verb (förutspår, förutspådde, förutspått)

Konjugationen für voorspellen:

o.t.t.
  1. voorspel
  2. voorspelt
  3. voorspelt
  4. voorspellen
  5. voorspellen
  6. voorspellen
o.v.t.
  1. voorspelde
  2. voorspelde
  3. voorspelde
  4. voorspelden
  5. voorspelden
  6. voorspelden
v.t.t.
  1. heb voorspeld
  2. hebt voorspeld
  3. heeft voorspeld
  4. hebben voorspeld
  5. hebben voorspeld
  6. hebben voorspeld
v.v.t.
  1. had voorspeld
  2. had voorspeld
  3. had voorspeld
  4. hadden voorspeld
  5. hadden voorspeld
  6. hadden voorspeld
o.t.t.t.
  1. zal voorspellen
  2. zult voorspellen
  3. zal voorspellen
  4. zullen voorspellen
  5. zullen voorspellen
  6. zullen voorspellen
o.v.t.t.
  1. zou voorspellen
  2. zou voorspellen
  3. zou voorspellen
  4. zouden voorspellen
  5. zouden voorspellen
  6. zouden voorspellen
diversen
  1. voorspel!
  2. voorspelt!
  3. voorspeld
  4. voorspellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für voorspellen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förutspå voorspellen; wichelen voortellen
förutsäga voorspellen; wichelen
spå voorspellen; wichelen kaartleggen

Verwandte Wörter für "voorspellen":


Verwandte Definitionen für "voorspellen":

  1. zeggen dat het gaat gebeuren1
    • de weerman voorspelt regen1

Wiktionary Übersetzungen für voorspellen:

voorspellen
verb
  1. een uitspraak doen over toekomstige gebeurtenissen

Cross Translation:
FromToVia
voorspellen bådar augur — to foretell events; to exhibit signs of future events
voorspellen förutse; förutsäga forecast — estimate future conditions
voorspellen förutsäga predict — to state, or make something known in advance
voorspellen varsla prédireprophétiser ; annoncer par inspiration divine ce qui doit arriver.