Niederländisch
Detailübersetzungen für sijpelen (Niederländisch) ins Schwedisch
sijpelen:
-
sijpelen (druppelen; afdruipen; droppen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen)
-
sijpelen (in straaltjes afdruipen)
Konjugationen für sijpelen:
o.t.t.
- sijpel
- sijpelt
- sijpelt
- sijpelen
- sijpelen
- sijpelen
o.v.t.
- sijpelde
- sijpelde
- sijpelde
- sijpelden
- sijpelden
- sijpelden
v.t.t.
- heb gesijpeld
- hebt gesijpeld
- heeft gesijpeld
- hebben gesijpeld
- hebben gesijpeld
- hebben gesijpeld
v.v.t.
- had gesijpeld
- had gesijpeld
- had gesijpeld
- hadden gesijpeld
- hadden gesijpeld
- hadden gesijpeld
o.t.t.t.
- zal sijpelen
- zult sijpelen
- zal sijpelen
- zullen sijpelen
- zullen sijpelen
- zullen sijpelen
o.v.t.t.
- zou sijpelen
- zou sijpelen
- zou sijpelen
- zouden sijpelen
- zouden sijpelen
- zouden sijpelen
en verder
- ben gesijpeld
- bent gesijpeld
- is gesijpeld
- zijn gesijpeld
- zijn gesijpeld
- zijn gesijpeld
diversen
- sijpel!
- sijpelt!
- gesijpeld
- sijpelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für sijpelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
droppa | afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; in straaltjes afdruipen; sijpelen; uitdruppelen | afdruipen; afdruppelen; dribbelen; dribbelen met de bal; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken; zich stil verwijderen |
drypa | afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen | afdruipen; dribbelen; dribbelen met de bal; zich stil verwijderen |
sippra | in straaltjes afdruipen; sijpelen | afdruipen; afdruppelen; dribbelen; dribbelen met de bal; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken; zich stil verwijderen |