Niederländisch
Detailübersetzungen für begeren (Niederländisch) ins Schwedisch
begeren:
-
begeren (verlangen)
Konjugationen für begeren:
o.t.t.
- begeer
- begeert
- begeert
- begeren
- begeren
- begeren
o.v.t.
- begeerde
- begeerde
- begeerde
- begeerden
- begeerden
- begeerden
v.t.t.
- heb begeerd
- hebt begeerd
- heeft begeerd
- hebben begeerd
- hebben begeerd
- hebben begeerd
v.v.t.
- had begeerd
- had begeerd
- had begeerd
- hadden begeerd
- hadden begeerd
- hadden begeerd
o.t.t.t.
- zal begeren
- zult begeren
- zal begeren
- zullen begeren
- zullen begeren
- zullen begeren
o.v.t.t.
- zou begeren
- zou begeren
- zou begeren
- zouden begeren
- zouden begeren
- zouden begeren
diversen
- begeer!
- begeert!
- begeerd
- begerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für begeren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
längtan | begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht | begeerte; hunkeren; hunkering; smachten; verlangen |
önska | begeerte; heftig verlangen; lust | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
känna begär efter | begeren; verlangen | |
önska | begeren; verlangen | hunkeren; sterk verlangen; toewensen; wensen; willen |