Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für rechtbuigen (Niederländisch) ins Schwedisch
rechtbuigen:
-
rechtbuigen
Konjugationen für rechtbuigen:
o.t.t.
- buig recht
- buigt recht
- buigt recht
- buigen recht
- buigen recht
- buigen recht
o.v.t.
- boog recht
- boog recht
- boog recht
- bogen recht
- bogen recht
- bogen recht
v.t.t.
- heb recht gebogen
- hebt recht gebogen
- heeft recht gebogen
- hebben recht gebogen
- hebben recht gebogen
- hebben recht gebogen
v.v.t.
- had recht gebogen
- had recht gebogen
- had recht gebogen
- hadden recht gebogen
- hadden recht gebogen
- hadden recht gebogen
o.t.t.t.
- zal rechtbuigen
- zult rechtbuigen
- zal rechtbuigen
- zullen rechtbuigen
- zullen rechtbuigen
- zullen rechtbuigen
o.v.t.t.
- zou rechtbuigen
- zou rechtbuigen
- zou rechtbuigen
- zouden rechtbuigen
- zouden rechtbuigen
- zouden rechtbuigen
en verder
- is rechtgebogen
- zijn rechtgebogen
diversen
- buig recht!
- buigt recht!
- recht gebogen
- recht buigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für rechtbuigen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
raka | hark | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
raka | rechtbuigen | harken; scheren |
rikta | rechtbuigen | in een bep. richting plaatsen; mikken; regisseren; richten |
räta ut | rechtbuigen |
Computerübersetzung von Drittern: