Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. goedpraten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für goedpraten (Niederländisch) ins Schwedisch

goedpraten:

goedpraten Verb (praat goed, praatte goed, praatten goed, goedgepraat)

  1. goedpraten (rechtpraten)
    bortförklara
    • bortförklara Verb (bortförklarar, bortförklarade, bortförklarat)

Konjugationen für goedpraten:

o.t.t.
  1. praat goed
  2. praat goed
  3. praat goed
  4. praten goed
  5. praten goed
  6. praten goed
o.v.t.
  1. praatte goed
  2. praatte goed
  3. praatte goed
  4. praatten goed
  5. praatten goed
  6. praatten goed
v.t.t.
  1. heb goedgepraat
  2. hebt goedgepraat
  3. heeft goedgepraat
  4. hebben goedgepraat
  5. hebben goedgepraat
  6. hebben goedgepraat
v.v.t.
  1. had goedgepraat
  2. had goedgepraat
  3. had goedgepraat
  4. hadden goedgepraat
  5. hadden goedgepraat
  6. hadden goedgepraat
o.t.t.t.
  1. zal goedpraten
  2. zult goedpraten
  3. zal goedpraten
  4. zullen goedpraten
  5. zullen goedpraten
  6. zullen goedpraten
o.v.t.t.
  1. zou goedpraten
  2. zou goedpraten
  3. zou goedpraten
  4. zouden goedpraten
  5. zouden goedpraten
  6. zouden goedpraten
diversen
  1. praat goed!
  2. praat goed!
  3. goedgepraat
  4. goedpratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für goedpraten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bortförklara goedpraten; rechtpraten

Wiktionary Übersetzungen für goedpraten:


Cross Translation:
FromToVia
goedpraten ursäkta; urskuldra excuse — explain with the aim of alleviating guilt or negative judgement