Niederländisch
Detailübersetzungen für schemeren (Niederländisch) ins Schwedisch
schemeren:
-
schemeren (schemerdonker; deemstering; halfdonker; schemering; schemerlicht; schemer)
-
schemeren (avond worden)
Konjugationen für schemeren:
o.t.t.
- schemer
- schemert
- schemert
- schemeren
- schemeren
- schemeren
o.v.t.
- schemerde
- schemerde
- schemerde
- schemerden
- schemerden
- schemerden
v.t.t.
- heb geschemerd
- hebt geschemerd
- heeft geschemerd
- hebben geschemerd
- hebben geschemerd
- hebben geschemerd
v.v.t.
- had geschemerd
- had geschemerd
- had geschemerd
- hadden geschemerd
- hadden geschemerd
- hadden geschemerd
o.t.t.t.
- zal schemeren
- zult schemeren
- zal schemeren
- zullen schemeren
- zullen schemeren
- zullen schemeren
o.v.t.t.
- zou schemeren
- zou schemeren
- zou schemeren
- zouden schemeren
- zouden schemeren
- zouden schemeren
en verder
- ben geschemerd
- bent geschemerd
- is geschemerd
- zijn geschemerd
- zijn geschemerd
- zijn geschemerd
diversen
- schemer!
- schemert!
- geschemerd
- schemerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für schemeren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skymning | deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht | schemertijd |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skymma | avond worden; schemeren | dimmen; verdonkeren; verduisteren; versomberen |
Verwandte Wörter für "schemeren":
schemer:
-
de schemer (schemerdonker; deemstering; halfdonker; schemering; schemeren; schemerlicht)
Übersetzung Matrix für schemer:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skymning | deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht | schemertijd |