Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für besmeren (Niederländisch) ins Schwedisch
besmeren:
Konjugationen für besmeren:
o.t.t.
- besmeer
- besmeert
- besmeert
- besmeren
- besmeren
- besmeren
o.v.t.
- besmeerde
- besmeerde
- besmeerde
- besmeerden
- besmeerden
- besmeerden
v.t.t.
- heb besmeerd
- hebt besmeerd
- heeft besmeerd
- hebben besmeerd
- hebben besmeerd
- hebben besmeerd
v.v.t.
- had besmeerd
- had besmeerd
- had besmeerd
- hadden besmeerd
- hadden besmeerd
- hadden besmeerd
o.t.t.t.
- zal besmeren
- zult besmeren
- zal besmeren
- zullen besmeren
- zullen besmeren
- zullen besmeren
o.v.t.t.
- zou besmeren
- zou besmeren
- zou besmeren
- zouden besmeren
- zouden besmeren
- zouden besmeren
diversen
- besmeer!
- besmeert!
- besmeerd
- besmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für besmeren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
befläcka | bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen |
Computerübersetzung von Drittern: