Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für rijzen (Niederländisch) ins Schwedisch
rijzen:
-
rijzen (oprijzen)
-
rijzen (gaan staan; opstaan; omhoogrijzen)
-
rijzen (omhoogstijgen; stijgen; omhoog rijzen; omhoog komen; aanwassen)
-
rijzen (omhoogrijzen; oprijzen)
Konjugationen für rijzen:
o.t.t.
- rijs
- rijst
- rijst
- rijzen
- rijzen
- rijzen
o.v.t.
- rees
- rees
- rees
- rezen
- rezen
- rezen
v.t.t.
- ben gerezen
- bent gerezen
- is gerezen
- zijn gerezen
- zijn gerezen
- zijn gerezen
v.v.t.
- was gerezen
- was gerezen
- was gerezen
- waren gerezen
- waren gerezen
- waren gerezen
o.t.t.t.
- zal rijzen
- zult rijzen
- zal rijzen
- zullen rijzen
- zullen rijzen
- zullen rijzen
o.v.t.t.
- zou rijzen
- zou rijzen
- zou rijzen
- zouden rijzen
- zouden rijzen
- zouden rijzen
diversen
- rijs!
- rijst!
- gerezen
- rijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für rijzen:
Wiktionary Übersetzungen für rijzen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rijzen | → dagas; gry | ↔ dawn — to begin to brighten with daylight |
• rijzen | → stiga | ↔ rise — To move upwards |
• rijzen | → gå upp | ↔ rise — of a celestial body: to appear to move from behind the horizon |
• rijzen | → jäsa | ↔ gehen — (der Teig beim Backen): sich in der Ruhephase beim Gärprozess befinden, aufgehen, gären |
• rijzen | → dala | ↔ descendre — Traductions à trier suivant le sens. |