Niederländisch
Detailübersetzungen für zeil (Niederländisch) ins Schwedisch
zeil:
-
de zeil (dekzeil)
Übersetzung Matrix für zeil:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
kanvas | dekzeil; zeil | linnen; schilderijdoek; tentdek; tentdoek; tentlinnen; tentstof; tentzeil |
segel | dekzeil; zeil | |
tältduk | dekzeil; zeil |
Verwandte Wörter für "zeil":
Verwandte Definitionen für "zeil":
zeilen:
-
zeilen (varen)
Konjugationen für zeilen:
o.t.t.
- zeil
- zeilt
- zeilt
- zeilen
- zeilen
- zeilen
o.v.t.
- zeilde
- zeilde
- zeilde
- zeilden
- zeilden
- zeilden
v.t.t.
- heb gezeild
- hebt gezeild
- heeft gezeild
- hebben gezeild
- hebben gezeild
- hebben gezeild
v.v.t.
- had gezeild
- had gezeild
- had gezeild
- hadden gezeild
- hadden gezeild
- hadden gezeild
o.t.t.t.
- zal zeilen
- zult zeilen
- zal zeilen
- zullen zeilen
- zullen zeilen
- zullen zeilen
o.v.t.t.
- zou zeilen
- zou zeilen
- zou zeilen
- zouden zeilen
- zouden zeilen
- zouden zeilen
diversen
- zeil!
- zeilt!
- gezeild
- zeilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de zeilen (zeildoeken)
segeldukar-
segeldukar Nomen
-
Übersetzung Matrix für zeilen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
segeldukar | zeildoeken; zeilen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
segla | varen; zeilen | afvaren; bevaren; gaan varen; navigeren; uitvaren; van wal gaan; varen |
åka ut och segla | varen; zeilen |