Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für huiveren (Niederländisch) ins Schwedisch
huiveren:
Konjugationen für huiveren:
o.t.t.
- huiver
- huivert
- huivert
- huiveren
- huiveren
- huiveren
o.v.t.
- huiverde
- huiverde
- huiverde
- huiverden
- huiverden
- huiverden
v.t.t.
- heb gehuiverd
- hebt gehuiverd
- heeft gehuiverd
- hebben gehuiverd
- hebben gehuiverd
- hebben gehuiverd
v.v.t.
- had gehuiverd
- had gehuiverd
- had gehuiverd
- hadden gehuiverd
- hadden gehuiverd
- hadden gehuiverd
o.t.t.t.
- zal huiveren
- zult huiveren
- zal huiveren
- zullen huiveren
- zullen huiveren
- zullen huiveren
o.v.t.t.
- zou huiveren
- zou huiveren
- zou huiveren
- zouden huiveren
- zouden huiveren
- zouden huiveren
diversen
- huiver!
- huivert!
- gehuiverd
- huiverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für huiveren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
huttra | griezelen; gruwen; huiveren | beven; bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden; rillen |
skaka | griezelen; gruwen; huiveren | beven; bibberen; heen en weer bewegen; klappertanden; kleumen; koulijden; omschudden; schudden; sidderen; stuiptrekken; trillen; vibreren |
Computerübersetzung von Drittern: