Niederländisch
Detailübersetzungen für bezitten (Niederländisch) ins Schwedisch
bezitten:
-
bezitten (in eigendom hebben; hebben; beschikken over)
Konjugationen für bezitten:
o.t.t.
- bezit
- bezit
- bezit
- bezitten
- bezitten
- bezitten
o.v.t.
- bezat
- bezat
- bezat
- bezaten
- bezaten
- bezaten
v.t.t.
- heb bezeten
- hebt bezeten
- heeft bezeten
- hebben bezeten
- hebben bezeten
- hebben bezeten
v.v.t.
- had bezeten
- had bezeten
- had bezeten
- hadden bezeten
- hadden bezeten
- hadden bezeten
o.t.t.t.
- zal bezitten
- zult bezitten
- zal bezitten
- zullen bezitten
- zullen bezitten
- zullen bezitten
o.v.t.t.
- zou bezitten
- zou bezitten
- zou bezitten
- zouden bezitten
- zouden bezitten
- zouden bezitten
diversen
- bezit!
- bezit!
- bezeten
- bezittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bezitten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
besitta | beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben | functie bekleden; vervullen |
ha | beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben | |
äga | beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben | |
- | hebben |
Verwandte Wörter für "bezitten":
Synonyms for "bezitten":
Antonyme für "bezitten":
Verwandte Definitionen für "bezitten":
bezitten form of bezit:
Übersetzung Matrix für bezit:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
balans | activa; baten; bezit; tegoed | balans; banktegoed; evenwicht; evenwichtigheid; harmonie; inkomstenoverzicht; resultatenrekening; saldo; winst- en verliesrekening |
behållning | activa; baten; bezit; tegoed | banktegoed; oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel; winstsaldo |
bokslut | activa; baten; bezit; tegoed | banktegoed; financieel overzicht; jaarafschrift; saldo; sluiting van de rekeningen |
egendommar | bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have | |
saldo | activa; baten; bezit; tegoed | banktegoed; batig saldo; saldo; winstsaldo |
tillgångar | bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have |