Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für liefhebben (Niederländisch) ins Schwedisch
liefhebben:
-
liefhebben (houden van; beminnen)
Konjugationen für liefhebben:
o.t.t.
- heb lief
- hebt lief
- hebt lief
- hebben lief
- hebben lief
- hebben lief
o.v.t.
- had lief
- had lief
- had lief
- hadden lief
- hadden lief
- hadden lief
v.t.t.
- heb lief gehad
- hebt lief gehad
- heeft lief gehad
- hebben lief gehad
- hebben lief gehad
- hebben lief gehad
v.v.t.
- had lief gehad
- had lief gehad
- had lief gehad
- hadden lief gehad
- hadden lief gehad
- hadden lief gehad
o.t.t.t.
- zal liefhebben
- zult liefhebben
- zal liefhebben
- zullen liefhebben
- zullen liefhebben
- zullen liefhebben
o.v.t.t.
- zou liefhebben
- zou liefhebben
- zou liefhebben
- zouden liefhebben
- zouden liefhebben
- zouden liefhebben
en verder
- ben liefgehad
- bent liefgehad
- is liefgehad
- zijn liefgehad
- zijn liefgehad
- zijn liefgehad
diversen
- heb lief!
- hebt lief!
- lief gehad
- liefhebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für liefhebben:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ha kär | beminnen; houden van; liefhebben | |
älska | beminnen; houden van; liefhebben |
Wiktionary Übersetzungen für liefhebben:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• liefhebben | → älska | ↔ love — have a strong affection for |
• liefhebben | → älska | ↔ love — care about; will good for |
• liefhebben | → tycka om; uppskatta; älska | ↔ aimer — ressentir un fort sentiment d’attirance pour quelqu’un ou quelque chose. |