Niederländisch
Schwedisch
Detailübersetzungen für handbal (Schwedisch) ins Niederländisch
handbal: (*Wort und Satz getrennt)
- hand: hand; poot; klauw; jat; knuist; handje
- bal: pak; bal; gala; baal; dansfeest; groot bal
- bål: vreugdevuur
- hända: gebeuren; plaats vinden; geschieden; plaats hebben; voorkomen; zich voordoen; verlopen; vervallen; aflopen; tot stand komen; voorbijgaan; vergaan; verstrijken; toegaan