Niederländisch
Detailübersetzungen für vervuilen (Niederländisch) ins Schwedisch
vervuilen:
-
vervuilen (verontreinigen)
Konjugationen für vervuilen:
o.t.t.
- vervuil
- vervuilt
- vervuilt
- vervuilen
- vervuilen
- vervuilen
o.v.t.
- vervuilde
- vervuilde
- vervuilde
- vervuilden
- vervuilden
- vervuilden
v.t.t.
- heb vervuild
- hebt vervuild
- heeft vervuild
- hebben vervuild
- hebben vervuild
- hebben vervuild
v.v.t.
- had vervuild
- had vervuild
- had vervuild
- hadden vervuild
- hadden vervuild
- hadden vervuild
o.t.t.t.
- zal vervuilen
- zult vervuilen
- zal vervuilen
- zullen vervuilen
- zullen vervuilen
- zullen vervuilen
o.v.t.t.
- zou vervuilen
- zou vervuilen
- zou vervuilen
- zouden vervuilen
- zouden vervuilen
- zouden vervuilen
diversen
- vervuil!
- vervuilt!
- vervuild
- vervuilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vervuilen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
förorena | verontreinigen; vervuilen | aansteken; besmetten |
smutsa ned | verontreinigen; vervuilen | bedoezelen; besmeuren; bevuilen; vies maken; vuil maken |