Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. vervuilen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vervuilen (Niederländisch) ins Schwedisch

vervuilen:

vervuilen Verb (vervuil, vervuilt, vervuilde, vervuilden, vervuild)

  1. vervuilen (verontreinigen)
    förorena; smutsa ned
    • förorena Verb (förorenar, förorenade, förorenat)
    • smutsa ned Verb (smutsar ned, smutsade ned, smutsat ned)

Konjugationen für vervuilen:

o.t.t.
  1. vervuil
  2. vervuilt
  3. vervuilt
  4. vervuilen
  5. vervuilen
  6. vervuilen
o.v.t.
  1. vervuilde
  2. vervuilde
  3. vervuilde
  4. vervuilden
  5. vervuilden
  6. vervuilden
v.t.t.
  1. heb vervuild
  2. hebt vervuild
  3. heeft vervuild
  4. hebben vervuild
  5. hebben vervuild
  6. hebben vervuild
v.v.t.
  1. had vervuild
  2. had vervuild
  3. had vervuild
  4. hadden vervuild
  5. hadden vervuild
  6. hadden vervuild
o.t.t.t.
  1. zal vervuilen
  2. zult vervuilen
  3. zal vervuilen
  4. zullen vervuilen
  5. zullen vervuilen
  6. zullen vervuilen
o.v.t.t.
  1. zou vervuilen
  2. zou vervuilen
  3. zou vervuilen
  4. zouden vervuilen
  5. zouden vervuilen
  6. zouden vervuilen
diversen
  1. vervuil!
  2. vervuilt!
  3. vervuild
  4. vervuilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vervuilen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förorena verontreinigen; vervuilen aansteken; besmetten
smutsa ned verontreinigen; vervuilen bedoezelen; besmeuren; bevuilen; vies maken; vuil maken

Synonyms for "vervuilen":


Antonyme für "vervuilen":


Verwandte Definitionen für "vervuilen":

  1. het vuil maken1
    • het water in de grachten is ernstig vervuild1