Niederländisch
Detailübersetzungen für uitkappen (Niederländisch) ins Schwedisch
uitkappen:
Konjugationen für uitkappen:
o.t.t.
- kap uit
- kapt uit
- kapt uit
- kappen uit
- kappen uit
- kappen uit
o.v.t.
- kapte uit
- kapte uit
- kapte uit
- kapten uit
- kapten uit
- kapten uit
v.t.t.
- heb uitgekapt
- hebt uitgekapt
- heeft uitgekapt
- hebben uitgekapt
- hebben uitgekapt
- hebben uitgekapt
v.v.t.
- had uitgekapt
- had uitgekapt
- had uitgekapt
- hadden uitgekapt
- hadden uitgekapt
- hadden uitgekapt
o.t.t.t.
- zal uitkappen
- zult uitkappen
- zal uitkappen
- zullen uitkappen
- zullen uitkappen
- zullen uitkappen
o.v.t.t.
- zou uitkappen
- zou uitkappen
- zou uitkappen
- zouden uitkappen
- zouden uitkappen
- zouden uitkappen
en verder
- ben uitgekapt
- bent uitgekapt
- is uitgekapt
- zijn uitgekapt
- zijn uitgekapt
- zijn uitgekapt
diversen
- kap uit !
- kapt uit !
- uitgekapt
- uitkappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uitkappen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
hack ur | uithakken; uithouwen; uitkappen | |
karva ur | uithakken; uithouwen; uitkappen | |
skära ur | uithakken; uithouwen; uitkappen |