Niederländisch
Detailed Synonyms for vingeren in Niederländisch
vingeren:
-
vingeren
Konjugationen für vingeren:
o.t.t.
- vinger
- vingert
- vingert
- vingeren
- vingeren
- vingeren
o.v.t.
- vingerde
- vingerde
- vingerde
- vingerden
- vingerden
- vingerden
v.t.t.
- heb gevingerd
- hebt gevingerd
- heeft gevingerd
- hebben gevingerd
- hebben gevingerd
- hebben gevingerd
v.v.t.
- had gevingerd
- had gevingerd
- had gevingerd
- hadden gevingerd
- hadden gevingerd
- hadden gevingerd
o.t.t.t.
- zal vingeren
- zult vingeren
- zal vingeren
- zullen vingeren
- zullen vingeren
- zullen vingeren
o.v.t.t.
- zou vingeren
- zou vingeren
- zou vingeren
- zouden vingeren
- zouden vingeren
- zouden vingeren
diversen
- vinger!
- vingert!
- gevingerd
- vingerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Verwandte Wörter für "vingeren":
vinger:
-
de vinger
-
de vinger
– elk van de vijf uitsteeksels van je hand 1