Niederländisch
Detailed Synonyms for toets in Niederländisch
toets:
-
de toets
-
de toets
-
de toets
-
de toets
– knop die je moet indrukken 1 -
de toets
– onderzoek naar kennis van leerlingen 1
Verwandte Wörter für "toets":
Verwandte Definitionen für "toets":
toets form of toet:
-
toet
Verwandte Wörter für "toet":
toetsen:
-
toetsen
-
toetsen
Konjugationen für toetsen:
o.t.t.
- toets
- toetst
- toetst
- toetsen
- toetsen
- toetsen
o.v.t.
- toetste
- toetste
- toetste
- toetsten
- toetsten
- toetsten
v.t.t.
- heb getoetst
- hebt getoetst
- heeft getoetst
- hebben getoetst
- hebben getoetst
- hebben getoetst
v.v.t.
- had getoetst
- had getoetst
- had getoetst
- hadden getoetst
- hadden getoetst
- hadden getoetst
o.t.t.t.
- zal toetsen
- zult toetsen
- zal toetsen
- zullen toetsen
- zullen toetsen
- zullen toetsen
o.v.t.t.
- zou toetsen
- zou toetsen
- zou toetsen
- zouden toetsen
- zouden toetsen
- zouden toetsen
en verder
- ben getoetst
- bent getoetst
- is getoetst
- zijn getoetst
- zijn getoetst
- zijn getoetst
diversen
- toets!
- toetst!
- getoetst
- toetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze