Niederländisch
Detailed Synonyms for parel in Niederländisch
parel:
parelen:
-
parelen
Konjugationen für parelen:
o.t.t.
- parel
- parelt
- parelt
- parelen
- parelen
- parelen
o.v.t.
- parelde
- parelde
- parelde
- parelden
- parelden
- parelden
v.t.t.
- heb gepareld
- hebt gepareld
- heeft gepareld
- hebben gepareld
- hebben gepareld
- hebben gepareld
v.v.t.
- had gepareld
- had gepareld
- had gepareld
- hadden gepareld
- hadden gepareld
- hadden gepareld
o.t.t.t.
- zal parelen
- zult parelen
- zal parelen
- zullen parelen
- zullen parelen
- zullen parelen
o.v.t.t.
- zou parelen
- zou parelen
- zou parelen
- zouden parelen
- zouden parelen
- zouden parelen
diversen
- parel!
- parelt!
- gepareld
- parelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze