Niederländisch
Detailed Synonyms for munt uitslaan in Niederländisch
munt uitslaan:
munt uitslaan Verb (sla munt uit, slaat munt uit, sloeg munt uit, sloegen munt uit, munt geslagen uit)
-
munt uitslaan
munt uitslaan-
munt uitslaan Verb (sla munt uit, slaat munt uit, sloeg munt uit, sloegen munt uit, munt geslagen uit)
-
Konjugationen für munt uitslaan:
o.t.t.
- sla munt uit
- slaat munt uit
- slaat munt uit
- slaan munt uit
- slaan munt uit
- slaan munt uit
o.v.t.
- sloeg munt uit
- sloeg munt uit
- sloeg munt uit
- sloegen munt uit
- sloegen munt uit
- sloegen munt uit
v.t.t.
- heb munt geslagen uit
- hebt munt geslagen uit
- heeft munt geslagen uit
- hebben munt geslagen uit
- hebben munt geslagen uit
- hebben munt geslagen uit
v.v.t.
- had munt geslagen uit
- had munt geslagen uit
- had munt geslagen uit
- hadden munt geslagen uit
- hadden munt geslagen uit
- hadden munt geslagen uit
o.t.t.t.
- zal munt uitslaan
- zult munt uitslaan
- zal munt uitslaan
- zullen munt uitslaan
- zullen munt uitslaan
- zullen munt uitslaan
o.v.t.t.
- zou munt uitslaan
- zou munt uitslaan
- zou munt uitslaan
- zouden munt uitslaan
- zouden munt uitslaan
- zouden munt uitslaan
diversen
- sla munt uit!
- slaat munt uit!
- munt geslagen uit
- munt slaand uit
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze