Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. luis:
  2. lui:


Niederländisch

Detailed Synonyms for luis in Niederländisch

luis:

luis [de ~] Nomen

  1. de luis
    de luis; de hoofdluis

Verwandte Wörter für "luis":


luis form of lui:

lui Adjektiv

  1. lui
    lui; werkschuw; traag
  2. lui
    lui; niets doend

lui [de ~] Nomen, Plural

  1. de lui
    de luitjes; de lieden; de lui
    • luitjes [de ~] Nomen, Plural
    • lieden [de ~] Nomen, Plural
    • lui [de ~] Nomen, Plural

lui [de ~] Nomen, Plural

  1. de lui
    – mensen 1
    de lui
    – mensen 1
    • lui [de ~] Nomen, Plural
      • dat zijn leuke lui1
  2. de lui
    – slaperig 1
    de lui
    – slaperig 1
    • lui [de ~] Nomen, Plural
      • ik ben lui, ik ga naar bed1
  3. de lui
    – zonder zin om iets te doen 1
    de lui
    – zonder zin om iets te doen 1
    • lui [de ~] Nomen, Plural
      • hij maakt zich niet zo druk, hij is een beetje lui1

Verwandte Wörter für "lui":


Antonyme für "lui":


Verwandte Definitionen für "lui":

  1. mensen1
    • dat zijn leuke lui1
  2. slaperig1
    • ik ben lui, ik ga naar bed1
  3. zonder zin om iets te doen1
    • hij maakt zich niet zo druk, hij is een beetje lui1