Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. kussentje:
  2. kussen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for kussentje in Niederländisch

kussentje:

kussentje [het ~] Nomen

  1. het kussentje
    het kussentje

Verwandte Wörter für "kussentje":


kussentje form of kussen:

kussen Verb (kus, kust, kuste, kusten, gekust)

  1. kussen
    kussen; zoenen
    • kussen Verb (kus, kust, kuste, kusten, gekust)
    • zoenen Verb (zoen, zoent, zoende, zoenden, gezoend)
  2. kussen
    – hem met de lippen aanraken 1
    kussen
    – hem met de lippen aanraken 1
    • kussen Verb (kus, kust, kuste, kusten, gekust)
      • ik gaf hem een kus bij het afscheid1

Konjugationen für kussen:

o.t.t.
  1. kus
  2. kust
  3. kust
  4. kussen
  5. kussen
  6. kussen
o.v.t.
  1. kuste
  2. kuste
  3. kuste
  4. kusten
  5. kusten
  6. kusten
v.t.t.
  1. heb gekust
  2. hebt gekust
  3. heeft gekust
  4. hebben gekust
  5. hebben gekust
  6. hebben gekust
v.v.t.
  1. had gekust
  2. had gekust
  3. had gekust
  4. hadden gekust
  5. hadden gekust
  6. hadden gekust
o.t.t.t.
  1. zal kussen
  2. zult kussen
  3. zal kussen
  4. zullen kussen
  5. zullen kussen
  6. zullen kussen
o.v.t.t.
  1. zou kussen
  2. zou kussen
  3. zou kussen
  4. zouden kussen
  5. zouden kussen
  6. zouden kussen
diversen
  1. kus!
  2. kust!
  3. gekust
  4. kussend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kussen [het ~] Nomen

  1. het kussen
    de peluw; het kussen; het hoofdkussen
  2. het kussen
    – hoes die met veren of schuimrubber gevuld is 1
    het kussen
    – hoes die met veren of schuimrubber gevuld is 1
    • kussen [het ~] Nomen
      • ik slaap altijd met mijn hoofd op twee kussens1

Verwandte Wörter für "kussen":


Verwandte Definitionen für "kussen":

  1. hem met de lippen aanraken1
    • ik gaf hem een kus bij het afscheid1
  2. hoes die met veren of schuimrubber gevuld is1
    • ik slaap altijd met mijn hoofd op twee kussens1