Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. hypnotiseren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for hypnotiseren in Niederländisch

hypnotiseren:

hypnotiseren Verb (hypnotiseer, hypnotiseert, hypnotiseerde, hypnotiseerden, gehypnotiseerd)

  1. hypnotiseren
    hypnotiseren; willoos maken

Konjugationen für hypnotiseren:

o.t.t.
  1. hypnotiseer
  2. hypnotiseert
  3. hypnotiseert
  4. hypnotiseren
  5. hypnotiseren
  6. hypnotiseren
o.v.t.
  1. hypnotiseerde
  2. hypnotiseerde
  3. hypnotiseerde
  4. hypnotiseerden
  5. hypnotiseerden
  6. hypnotiseerden
v.t.t.
  1. heb gehypnotiseerd
  2. hebt gehypnotiseerd
  3. heeft gehypnotiseerd
  4. hebben gehypnotiseerd
  5. hebben gehypnotiseerd
  6. hebben gehypnotiseerd
v.v.t.
  1. had gehypnotiseerd
  2. had gehypnotiseerd
  3. had gehypnotiseerd
  4. hadden gehypnotiseerd
  5. hadden gehypnotiseerd
  6. hadden gehypnotiseerd
o.t.t.t.
  1. zal hypnotiseren
  2. zult hypnotiseren
  3. zal hypnotiseren
  4. zullen hypnotiseren
  5. zullen hypnotiseren
  6. zullen hypnotiseren
o.v.t.t.
  1. zou hypnotiseren
  2. zou hypnotiseren
  3. zou hypnotiseren
  4. zouden hypnotiseren
  5. zouden hypnotiseren
  6. zouden hypnotiseren
en verder
  1. ben gehypnotiseerd
  2. bent gehypnotiseerd
  3. is gehypnotiseerd
  4. zijn gehypnotiseerd
  5. zijn gehypnotiseerd
  6. zijn gehypnotiseerd
diversen
  1. hypnotiseer!
  2. hypnotiseert!
  3. gehypnotiseerd
  4. hypnotiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze