Niederländisch
Detailed Synonyms for bezoek in Niederländisch
bezoek:
-
het bezoek
-
het bezoek
– de mensen die naar iemand toe gaan 1 -
het bezoek
– het naar iemand toe gaan 1
Verwandte Wörter für "bezoek":
Alternate Synonyms for "bezoek":
Verwandte Definitionen für "bezoek":
bezoek form of bezoeken:
-
bezoeken
-
bezoeken
-
bezoeken
– bij hem op visite gaan 1
Konjugationen für bezoeken:
o.t.t.
- bezoek
- bezoekt
- bezoekt
- bezoeken
- bezoeken
- bezoeken
o.v.t.
- bezocht
- bezocht
- bezocht
- bezochten
- bezochten
- bezochten
v.t.t.
- heb bezocht
- hebt bezocht
- heeft bezocht
- hebben bezocht
- hebben bezocht
- hebben bezocht
v.v.t.
- had bezocht
- had bezocht
- had bezocht
- hadden bezocht
- hadden bezocht
- hadden bezocht
o.t.t.t.
- zal bezoeken
- zult bezoeken
- zal bezoeken
- zullen bezoeken
- zullen bezoeken
- zullen bezoeken
o.v.t.t.
- zou bezoeken
- zou bezoeken
- zou bezoeken
- zouden bezoeken
- zouden bezoeken
- zouden bezoeken
diversen
- bezoek!
- bezoekt!
- bezocht
- bezoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze