Niederländisch
Detailübersetzungen für zaagt (Niederländisch) ins Französisch
zagen:
-
zagen (ronken; snorren; knorren)
ronfler; ronronner-
ronfler Verb (ronfle, ronfles, ronflons, ronflez, ronflent, ronflais, ronflait, ronflions, ronfliez, ronflaient, ronflai, ronflas, ronfla, ronflâmes, ronflâtes, ronflèrent, ronflerai, ronfleras, ronflera, ronflerons, ronflerez, ronfleront)
-
ronronner Verb (ronronne, ronronnes, ronronnons, ronronnez, ronronnent, ronronnais, ronronnait, ronronnions, ronronniez, ronronnaient, ronronnai, ronronnas, ronronna, ronronnâmes, ronronnâtes, ronronnèrent, ronronnerai, ronronneras, ronronnera, ronronnerons, ronronnerez, ronronneront)
-
Konjugationen für zagen:
o.t.t.
- zaag
- zaagt
- zaagt
- zagen
- zagen
- zagen
o.v.t.
- zaagde
- zaagde
- zaagde
- zaagden
- zaagden
- zaagden
v.t.t.
- heb gezaagd
- hebt gezaagd
- heeft gezaagd
- hebben gezaagd
- hebben gezaagd
- hebben gezaagd
v.v.t.
- had gezaagd
- had gezaagd
- had gezaagd
- hadden gezaagd
- hadden gezaagd
- hadden gezaagd
o.t.t.t.
- zal zagen
- zult zagen
- zal zagen
- zullen zagen
- zullen zagen
- zullen zagen
o.v.t.t.
- zou zagen
- zou zagen
- zou zagen
- zouden zagen
- zouden zagen
- zouden zagen
diversen
- zaag!
- zaagt!
- gezaagd
- zagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für zagen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ronfler | knorren; ronken; snorren; zagen | snurken |
ronronner | knorren; ronken; snorren; zagen | spinnen |
Verwandte Definitionen für "zagen":
Computerübersetzung von Drittern: