Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. woekeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für woekeren (Niederländisch) ins Französisch

woekeren:

woekeren Verb (woeker, woekert, woekerde, woekerden, gewoekerd)

  1. woekeren
    pulluler; exploiter; proliférer; mettre à profit
    • pulluler Verb (pullule, pullules, pullulons, pullulez, )
    • exploiter Verb (exploite, exploites, exploitons, exploitez, )
    • proliférer Verb (prolifère, prolifères, proliférons, proliférez, )

Konjugationen für woekeren:

o.t.t.
  1. woeker
  2. woekert
  3. woekert
  4. woekeren
  5. woekeren
  6. woekeren
o.v.t.
  1. woekerde
  2. woekerde
  3. woekerde
  4. woekerden
  5. woekerden
  6. woekerden
v.t.t.
  1. heb gewoekerd
  2. hebt gewoekerd
  3. heeft gewoekerd
  4. hebben gewoekerd
  5. hebben gewoekerd
  6. hebben gewoekerd
v.v.t.
  1. had gewoekerd
  2. had gewoekerd
  3. had gewoekerd
  4. hadden gewoekerd
  5. hadden gewoekerd
  6. hadden gewoekerd
o.t.t.t.
  1. zal woekeren
  2. zult woekeren
  3. zal woekeren
  4. zullen woekeren
  5. zullen woekeren
  6. zullen woekeren
o.v.t.t.
  1. zou woekeren
  2. zou woekeren
  3. zou woekeren
  4. zouden woekeren
  5. zouden woekeren
  6. zouden woekeren
diversen
  1. woeker!
  2. woekert!
  3. gewoekerd
  4. woekerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für woekeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
exploiter woekeren beroven; exploiteren; leeghalen; munt uitslaan; ontdoen; ontginnen; plunderen; profiteren; uitbuiten; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen; voor landbouw klaar maken; voordeel trekken
mettre à profit woekeren exploiteren; uitbuiten
proliférer woekeren doorwoekeren
pulluler woekeren