Niederländisch
Detailübersetzungen für vooronderstellen (Niederländisch) ins Französisch
vooronderstellen:
vooronderstellen Verb (vooronderstel, vooronderstelt, vooronderstelde, vooronderstelden, voorondersteld)
-
vooronderstellen (postuleren)
postuler; présumer; proposer; présupposer-
postuler Verb (postule, postules, postulons, postulez, postulent, postulais, postulait, postulions, postuliez, postulaient, postulai, postulas, postula, postulâmes, postulâtes, postulèrent, postulerai, postuleras, postulera, postulerons, postulerez, postuleront)
-
présumer Verb (présume, présumes, présumons, présumez, présument, présumais, présumait, présumions, présumiez, présumaient, présumai, présumas, présuma, présumâmes, présumâtes, présumèrent, présumerai, présumeras, présumera, présumerons, présumerez, présumeront)
-
proposer Verb (propose, proposes, proposons, proposez, proposent, proposais, proposait, proposions, proposiez, proposaient, proposai, proposas, proposa, proposâmes, proposâtes, proposèrent, proposerai, proposeras, proposera, proposerons, proposerez, proposeront)
-
présupposer Verb (présuppose, présupposes, présupposons, présupposez, présupposent, présupposais, présupposait, présupposions, présupposiez, présupposaient, présupposai, présupposas, présupposa, présupposâmes, présupposâtes, présupposèrent, présupposerai, présupposeras, présupposera, présupposerons, présupposerez, présupposeront)
-
Konjugationen für vooronderstellen:
o.t.t.
- vooronderstel
- vooronderstelt
- vooronderstelt
- vooronderstellen
- vooronderstellen
- vooronderstellen
o.v.t.
- vooronderstelde
- vooronderstelde
- vooronderstelde
- vooronderstelden
- vooronderstelden
- vooronderstelden
v.t.t.
- heb voorondersteld
- hebt voorondersteld
- heeft voorondersteld
- hebben voorondersteld
- hebben voorondersteld
- hebben voorondersteld
v.v.t.
- had voorondersteld
- had voorondersteld
- had voorondersteld
- hadden voorondersteld
- hadden voorondersteld
- hadden voorondersteld
o.t.t.t.
- zal vooronderstellen
- zult vooronderstellen
- zal vooronderstellen
- zullen vooronderstellen
- zullen vooronderstellen
- zullen vooronderstellen
o.v.t.t.
- zou vooronderstellen
- zou vooronderstellen
- zou vooronderstellen
- zouden vooronderstellen
- zouden vooronderstellen
- zouden vooronderstellen
diversen
- vooronderstel!
- vooronderstelt!
- voorondersteld
- vooronderstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
vooronderstellen (aannemen)