Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für variëren (Niederländisch) ins Französisch
variëren:
-
variëren (uiteenlopen; veranderen; verschillen; afwisselen; wisselen)
varier; différer; diverger-
varier Verb (varie, varies, varions, variez, varient, variais, variait, variions, variiez, variaient, variai, varias, varia, variâmes, variâtes, varièrent, varierai, varieras, variera, varierons, varierez, varieront)
-
différer Verb (diffère, diffères, différons, différez, diffèrent, différais, différait, différions, différiez, différaient, différai, différas, différa, différâmes, différâtes, différèrent, différerai, différeras, différera, différerons, différerez, différeront)
-
diverger Verb (diverge, diverges, divergeons, divergez, divergent, divergeais, divergeait, divergions, divergiez, divergeaient, divergeai, divergeas, divergea, divergeâmes, divergeâtes, divergèrent, divergerai, divergeras, divergera, divergerons, divergerez, divergeront)
-
-
variëren (fluctueren)
fluctuer; vaciller; osciller; tituber-
fluctuer Verb (fluctue, fluctues, fluctuons, fluctuez, fluctuent, fluctuais, fluctuait, fluctuions, fluctuiez, fluctuaient, fluctuai, fluctuas, fluctua, fluctuâmes, fluctuâtes, fluctuèrent, fluctuerai, fluctueras, fluctuera, fluctuerons, fluctuerez, fluctueront)
-
vaciller Verb (vacille, vacilles, vacillons, vacillez, vacillent, vacillais, vacillait, vacillions, vacilliez, vacillaient, vacillai, vacillas, vacilla, vacillâmes, vacillâtes, vacillèrent, vacillerai, vacilleras, vacillera, vacillerons, vacillerez, vacilleront)
-
osciller Verb (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, oscillent, oscillais, oscillait, oscillions, oscilliez, oscillaient, oscillai, oscillas, oscilla, oscillâmes, oscillâtes, oscillèrent, oscillerai, oscilleras, oscillera, oscillerons, oscillerez, oscilleront)
-
tituber Verb (titube, titubes, titubons, titubez, titubent, titubais, titubait, titubions, titubiez, titubaient, titubai, titubas, tituba, titubâmes, titubâtes, titubèrent, tituberai, tituberas, titubera, tituberons, tituberez, tituberont)
-
Konjugationen für variëren:
o.t.t.
- varieer
- varieert
- varieert
- varieren
- varieren
- varieren
o.v.t.
- varieerde
- varieerde
- varieerde
- varieerden
- varieerden
- varieerden
v.t.t.
- heb gevarieerd
- hebt gevarieerd
- heeft gevarieerd
- hebben gevarieerd
- hebben gevarieerd
- hebben gevarieerd
v.v.t.
- had gevarieerd
- had gevarieerd
- had gevarieerd
- hadden gevarieerd
- hadden gevarieerd
- hadden gevarieerd
o.t.t.t.
- zal variëren
- zult variëren
- zal variëren
- zullen variëren
- zullen variëren
- zullen variëren
o.v.t.t.
- zou variëren
- zou variëren
- zou variëren
- zouden variëren
- zouden variëren
- zouden variëren
en verder
- ben gevarieerd
- bent gevarieerd
- is gevarieerd
- zijn gevarieerd
- zijn gevarieerd
- zijn gevarieerd
diversen
- varieer!
- varieert!
- gevarieerd
- varierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze