Niederländisch
Detailübersetzungen für uiteenspreiden (Niederländisch) ins Französisch
uiteenspreiden:
uiteenspreiden Verb (spreid uiteen, spreidt uiteen, spreidde uiteen, spreidden uiteen, uiteengespreid)
-
uiteenspreiden
éparpiller-
éparpiller Verb (éparpille, éparpilles, éparpillons, éparpillez, éparpillent, éparpillais, éparpillait, éparpillions, éparpilliez, éparpillaient, éparpillai, éparpillas, éparpilla, éparpillâmes, éparpillâtes, éparpillèrent, éparpillerai, éparpilleras, éparpillera, éparpillerons, éparpillerez, éparpilleront)
-
Konjugationen für uiteenspreiden:
o.t.t.
- spreid uiteen
- spreidt uiteen
- spreidt uiteen
- spreiden uiteen
- spreiden uiteen
- spreiden uiteen
o.v.t.
- spreidde uiteen
- spreidde uiteen
- spreidde uiteen
- spreidden uiteen
- spreidden uiteen
- spreidden uiteen
v.t.t.
- heb uiteengespreid
- hebt uiteengespreid
- heeft uiteengespreid
- hebben uiteengespreid
- hebben uiteengespreid
- hebben uiteengespreid
v.v.t.
- had uiteengespreid
- had uiteengespreid
- had uiteengespreid
- hadden uiteengespreid
- hadden uiteengespreid
- hadden uiteengespreid
o.t.t.t.
- zal uiteenspreiden
- zult uiteenspreiden
- zal uiteenspreiden
- zullen uiteenspreiden
- zullen uiteenspreiden
- zullen uiteenspreiden
o.v.t.t.
- zou uiteenspreiden
- zou uiteenspreiden
- zou uiteenspreiden
- zouden uiteenspreiden
- zouden uiteenspreiden
- zouden uiteenspreiden
en verder
- ben uiteengespreid
- bent uiteengespreid
- is uiteengespreid
- zijn uiteengespreid
- zijn uiteengespreid
- zijn uiteengespreid
diversen
- spreid uiteen!
- spreidt uiteen!
- uiteengespreid
- uiteenspreidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uiteenspreiden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
éparpiller | uiteenspreiden | bezaaien; inzaaien; ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondstrooien; uitdelen; uitreiken; uitwaaieren; uitzaaien; uitzenden; uitzwermen; verbreiden; verbreider; verdelen; verdeler; verspreiden; verstrooien; waaieren; zaaien; zich verspreiden |