Niederländisch
Detailübersetzungen für toetredend (Niederländisch) ins Französisch
toetredend:
-
toetredend
adhérant à; s'affiliant à; s'enrolant dans; qui devient membre de-
adhérant à Adjektiv
-
s'affiliant à Adjektiv
-
s'enrolant dans Adjektiv
-
qui devient membre de Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für toetredend:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
adhérant à | toetredend | |
qui devient membre de | toetredend | |
s'affiliant à | toetredend | |
s'enrolant dans | toetredend |
toetredend form of toetreden:
-
toetreden (aantreden)
se rassembler; se dépêcher; s'approcher; s'alligner-
se rassembler Verb
-
se dépêcher Verb
-
s'approcher Verb
-
s'alligner Verb
-
Konjugationen für toetreden:
o.t.t.
- treed toe
- treedt toe
- treedt toe
- treden toe
- treden toe
- treden toe
o.v.t.
- trad toe
- trad toe
- trad toe
- traden toe
- traden toe
- traden toe
v.t.t.
- heb toegetreden
- hebt toegetreden
- heeft toegetreden
- hebben toegetreden
- hebben toegetreden
- hebben toegetreden
v.v.t.
- had toegetreden
- had toegetreden
- had toegetreden
- hadden toegetreden
- hadden toegetreden
- hadden toegetreden
o.t.t.t.
- zal toetreden
- zult toetreden
- zal toetreden
- zullen toetreden
- zullen toetreden
- zullen toetreden
o.v.t.t.
- zou toetreden
- zou toetreden
- zou toetreden
- zouden toetreden
- zouden toetreden
- zouden toetreden
en verder
- ben toegetreden
- bent toegetreden
- is toegetreden
- zijn toegetreden
- zijn toegetreden
- zijn toegetreden
diversen
- treed toe!
- treedt toe!
- toegetreden
- toetredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für toetreden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
s'alligner | aantreden; toetreden | |
s'approcher | aantreden; toetreden | naderbij komen |
se dépêcher | aantreden; toetreden | aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; overhaasten; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden |
se rassembler | aantreden; toetreden | bij elkaar komen; bijeen komen; bijeenkomen; samenkomen; samenscholen; verzamelen |