Niederländisch

Detailübersetzungen für stomheid (Niederländisch) ins Französisch

stomheid:

stomheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de stomheid (doofstomheid)
    le surdi-mutité

Übersetzung Matrix für stomheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
surdi-mutité doofstomheid; stomheid

Verwandte Wörter für "stomheid":


stom:

stom Adjektiv

  1. stom (onverstandig; dom; suf)
  2. stom (geestdodend; saai; eentonig; suf; afstompend)
    ennuyeux; embêtant; fade; sans esprit; monotone; terne; abrutissant; mortel; insipide
  3. stom (sprakeloos; stomverbaasd; zwijgend; )
    muet; ébahi; sans voix; interdit; mat; pantois; ébaubi; terne; ahuri; baba; perplexe; éberlué; décontenancé; bouche bée; estomaqué

Übersetzung Matrix für stom:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bête beest; dier; gedrocht; misbaksel; monster; mormel; wangedrocht; wanschepsel
interdit schorsing; suspensie
mortel individu; mens; persoon; sterveling; wezen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- dom
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abrutissant afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf
ahuri overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; beteuterd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overstuur; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verschrikt; verstomd; verwonderd
baba overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
bouche bée overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
bête dom; onverstandig; stom; suf achterlijk; argeloos; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; infantiel; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; leeghoofdig; maf; mal; mesjogge; naief; naïef; niet goed snik; onbenullig; onnozel; overdreven kinderachtig; schaapachtig; stupide; typisch; uilachtig; vreemd; zot
décontenancé overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
déraisonnable dom; onverstandig; stom; suf dwaas; idioot; nutteloos; onbezonnen; onbillijk; ongegrond; onrechtvaardig; onredelijk; onwijs; onzinnig; redeloos; unfair; verstandeloos; zinloos; zonder verstand
embêtant afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf ergerlijk; irritant; vervelend
ennuyeux afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf afgezaagd; eentonig; ellendig; ergerlijk; flauw; hinderlijk; irritant; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; melig; monotoon; onaangenaam; rot; saai; saaie; slaapverwekkend; storend; suf; taai; vervelend; zonder afleiding
estomaqué overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; paf; perplex; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbouwereerd
fade afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf bleekjes; duf; flauw; laf; muf; oubakken; oud; oudbakken; pips; plat; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; suf; verschaald; wee; ziekelijk; zonder smaak; zonder zout; zouteloos; zoutloos; zwak
imprudent dom; onverstandig; stom; suf dwaas; halsbrekend; idioot; lichthoofdig; lichtzinnig; onberaden; onbesuisd; onbezonnen; ondoordacht; onnadenkend; overmoedig; roekeloos; vermetel; waaghalzig
insensé dom; onverstandig; stom; suf absurd; belachelijk; bespottelijk; dwaas; idioot; lachwekkend; nutteloos; onbezonnen; onwijs; onzinnig; redeloos; verblind; verdwaasd; verstandeloos; zinloos; zonder verstand
insipide afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf afstotelijk voor zintuigen; bleekjes; flauw; flauwtjes; laf; lelijk; muf; onappetijtelijk; onsmakelijk; oubakken; oud; oudbakken; pips; plat; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; verschaald; walgelijk; wee; ziekelijk; zonder smaak; zonder zout; zoutloos; zwak; zwakjes
interdit overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend bedremmeld; beduusd; beteuterd; clandestien; getroffen; illegaal; met de mond vol tanden; met open mond; ongeoorloofd; onrechtmatig; onthutst; ontsteld; onwetmatig; onwettelijk; onwettig; paf; perplex; sprakeloos; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verboden; verboden bij de wet; verstomd; verwonderd; wederrechtelijk
mat overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beslagen; dof; flauw; flets; gematteerd; glansloos; grauwkleurig; grijs; mat; niet helder; ongeanimeerd; smakeloos; zonder smaak
monotone afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf afgezaagd; eentonig; langdradig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; taai; vervelend; zonder afleiding
mortel afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf dodelijk; fataal; sterfelijk
muet overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; geluidloos; geruisloos; ongemerkt; ongezien; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stil; stilletjes; stilzwijgend; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; zachtjes; zonder geluid; zwijgend
pantois overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; beteuterd; getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex
perplexe overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
sans esprit afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf dood; eenvoudig; geesteloos; gemakkelijk; levenloos; licht; makkelijk; niet bezield; niet moeilijk; onbezield; simpel
sans intelligence dom; onverstandig; stom; suf
sans voix overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
stupide dom; onverstandig; stom; suf achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; dwaas; eigenaardig; geesteloos; gek; geschift; gestoord; getikt; hersenloos; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; leeghoofdig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; typisch; verstandeloos; vreemd; zot
terne afstompend; eentonig; geestdodend; overbluft; paf; perplex; saai; sprakeloos; stom; stomverbaasd; suf; zwijgend beslagen; bleek; boosaardig; daas; dof; dood; eenvoudig; flauw; flets; flodderig; futloos; geesteloos; gemakkelijk; gematteerd; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; lamlendig; levenloos; licht; lusteloos; makkelijk; mat; mistroostig; morsig; niet bezield; niet helder; niet moeilijk; niet uitbundig; onbezield; ongeanimeerd; ranzig; simpel; slap; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smakeloos; smerig; soezerig; somber; suf; triest; troosteloos; vaal; verschoten; versuft; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; zonder smaak
ébahi overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; overstuur; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
ébaubi overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
éberlué overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overstuur; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd

Verwandte Wörter für "stom":


Synonyms for "stom":


Antonyme für "stom":


Verwandte Definitionen für "stom":

  1. wie niet goed kan denken en weinig snapt1
    • dat was stom van mij!1
  2. niet leuk1
    • dat stomme kind mag niet mee1
  3. wie niet kan spreken1
    • hij is vanaf de geboorte doof en stom1

Wiktionary Übersetzungen für stom:

stom
adjective
  1. geluidloos
  2. dom
stom
adjective
  1. ignare, ignorant.
  2. péjoratif|fr Usage du qualificatif idiot, en apposition au substantif qu’il détermine.
  3. Qui priver de l’usage de la parole, naturellement ou par accident.
  4. Qui frapper de stupeur.

Cross Translation:
FromToVia
stom débile; stupide; idiot; niais dumb — extremely stupid
stom niais; insensé; inepte inane — lacking sense or meaning
stom assourdi; muet mute — not having the power of speech
stom idiot de; imbécile de silly — pejorative: simple, not intelligent, unrefined
stom stupide; bête stupid — lacking in intelligence
stom bête blöddumm, einfältig, umgangssprachlich, norddeutsch: doof
stom bête doofsalopp: dumm, beschränkt
stom muet stummkeine Steigerung: keine Laute von sich geben könnend