Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für stoken (Niederländisch) ins Französisch

stoken:

stoken Verb (stook, stookt, stookte, stookten, gestookt)

  1. stoken (aanblazen; opstoken; poken; )
    aviver; énerver; agacer; semer la discorde; attiser; inciter à; tisonner; encourager; exciter; activer; ranimer; ameuter; exciter à
    • aviver Verb (avive, avives, avivons, avivez, )
    • énerver Verb (énerve, énerves, énervons, énervez, )
    • agacer Verb (agace, agaces, agaçons, agacez, )
    • attiser Verb (attise, attises, attisons, attisez, )
    • inciter à Verb
    • tisonner Verb (tisonne, tisonnes, tisonnons, tisonnez, )
    • encourager Verb (encourage, encourages, encourageons, encouragez, )
    • exciter Verb (excite, excites, excitons, excitez, )
    • activer Verb (active, actives, activons, activez, )
    • ranimer Verb (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
    • ameuter Verb (ameute, ameutes, ameutons, ameutez, )
    • exciter à Verb
  2. stoken (distilleren)
    distiller
    • distiller Verb (distille, distilles, distillons, distillez, )

Konjugationen für stoken:

o.t.t.
  1. stook
  2. stookt
  3. stookt
  4. stoken
  5. stoken
  6. stoken
o.v.t.
  1. stookte
  2. stookte
  3. stookte
  4. stookten
  5. stookten
  6. stookten
v.t.t.
  1. heb gestookt
  2. hebt gestookt
  3. heeft gestookt
  4. hebben gestookt
  5. hebben gestookt
  6. hebben gestookt
v.v.t.
  1. had gestookt
  2. had gestookt
  3. had gestookt
  4. hadden gestookt
  5. hadden gestookt
  6. hadden gestookt
o.t.t.t.
  1. zal stoken
  2. zult stoken
  3. zal stoken
  4. zullen stoken
  5. zullen stoken
  6. zullen stoken
o.v.t.t.
  1. zou stoken
  2. zou stoken
  3. zou stoken
  4. zouden stoken
  5. zouden stoken
  6. zouden stoken
en verder
  1. ben gestookt
  2. bent gestookt
  3. is gestookt
  4. zijn gestookt
  5. zijn gestookt
  6. zijn gestookt
diversen
  1. stook!
  2. stookt!
  3. gestookt
  4. stokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für stoken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
exciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
activer aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvangen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; accelereren; activeren; animeren; beginnen; bemoedigen; bespoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; initiëren; instigeren; introduceren; kennis laten maken; motiveren; op gang brengen; opjutten; oppeppen; oppoken; opporren; opstoken; opwekken; porren; prikkelen; provoceren; starten; stimuleren; toemoedigen; van start gaan; verhaasten; versnellen; voorstellen
agacer aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken ergeren; irriteren; jennen; koeioneren; kwellen; lastigvallen; narren; op de zenuwen werken; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; teisteren; tergen; treiteren; uitdagen; vervelen; zieken
ameuter aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; prikkelen; stimuleren
attiser aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; agiteren; animeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; omroeren; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; porren; prikkelen; provoceren; roeren; stimuleren; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; wakker schudden
aviver aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanmoedigen; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bemoedigen; iets aanstoken; motiveren; opleven; oppoken; opporren; opwekken; reanimeren; stimuleren; toemoedigen; tot leven wekken; verlevendigen
distiller distilleren; stoken branden; brandmerken; inbranden; markeren; van stigma's voorzien
encourager aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; instigeren; moed inspreken; motiveren; opdrijven; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
exciter aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; bezielen; iets aanstoken; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opvrijen; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
exciter à aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; bemoedigen; iets aanstoken; oppoken; opstoken; stimuleren; toemoedigen
inciter à aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iets aanstoken; instigeren; motiveren; ontlokken; ophitsen; opjutten; porren; provoceren; stimuleren; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken
ranimer aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanblazen; aanmoedigen; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bekomen; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; opleven; oppoken; opporren; oprakelen; opwekken; prikkelen; reanimeren; stimuleren; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; tot leven wekken; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; zich hervinden
semer la discorde aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken
tisonner aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; bemoedigen; doen opvlammen; opjutten; oppoken; opporren; porren; stimuleren; toemoedigen
énerver aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; ergeren; irriteren; nerveus maken; op de zenuwen werken; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; vervelen
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
activer inschakelen

Verwandte Wörter für "stoken":


Wiktionary Übersetzungen für stoken:

stoken
Cross Translation:
FromToVia
stoken déclencher; attiser entfachenübertragen: Begierden oder heftige Gefühle erregen; eine Auseinandersetzung provozieren
stoken tisonner stoke — to poke, pierce
stoken tiser; tisonner stoke — to feed, stir up

stoken form of stok:

stok [de ~ (m)] Nomen

  1. de stok (staaf; baton; stang; staf)
    le bâton; le barreau; la barre; le lingot; le rayon; la tringle; le rai

Übersetzung Matrix für stok:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
barre baton; staaf; staf; stang; stok balie; balkonhek; balustrade; chocolade; chocoladereep; gelid; gerecht; gerechtshof; getuigenbank; hof; lijn; linie; pastille; plak; rechtbank; reep; reep chocolade; rij; schreef; staaf; streep; tablet; tribunaal
barreau baton; staaf; staf; stang; stok spijl; stijl; tralie
bâton baton; staaf; staf; stang; stok bâton; dirigeerstaf; duimstok; maatstaf; maatstok; pastille; plak; reep; reep chocolade; reepje; staaf; staak; tablet
lingot baton; staaf; staf; stang; stok blok
rai baton; staaf; staf; stang; stok spaak
rayon baton; staaf; staf; stang; stok afdeling; basisbestanddeel; bestanddeel; bestuursregio; boekenplank; component; deel; departement; detachement; divisie; element; erf; fractie; grondgebied; ingrediënt; legbord; onderdeel; plank; radiatie; radius; rek; schap; sectie; spaak; spaak van een fietswiel; sprankeltje; straal; straalbundel; stralenbundel; straling; stuk; tak; terrein; territorium; uitstraling; vakgroep; vonkje; wielspaak
tringle baton; staaf; staf; stang; stok traproede

Verwandte Wörter für "stok":


Verwandte Definitionen für "stok":

  1. lang, dun, rond stuk hout1
    • hij sloeg de hond met een stok1

Wiktionary Übersetzungen für stok:

stok
noun
  1. langwerpig voorwerp om te stoten, slaan, aanraken, aangeven (van toon), steken, te likken of te prikken
stok
noun
  1. Morceau de bois assez long
  2. Nom générique donner à plusieurs espèces de roseaux, tels que le roseau commun, la canne d’Inde, la canne odorante, le bambou, etc.
  3. Pieu

Cross Translation:
FromToVia
stok canne cane — a short wooden or bamboo rod or stick used for corporal punishment
stok bastonnade cane — the cane: corporal punishment consisting of a beating with a cane
stok perchoir perch — rod used by bird
stok bâton stick — long piece of wood
stok canne walking stick — cane