Niederländisch
Detailübersetzungen für sport uitoefenen (Niederländisch) ins Französisch
sport uitoefenen:
-
sport uitoefenen (praktiseren)
pratiquer; exercer; faire-
pratiquer Verb (pratique, pratiques, pratiquons, pratiquez, pratiquent, pratiquais, pratiquait, pratiquions, pratiquiez, pratiquaient, pratiquai, pratiquas, pratiqua, pratiquâmes, pratiquâtes, pratiquèrent, pratiquerai, pratiqueras, pratiquera, pratiquerons, pratiquerez, pratiqueront)
-
exercer Verb (exerce, exerces, exerçons, exercez, exercent, exerçais, exerçait, exercions, exerciez, exerçaient, exerçai, exerças, exerça, exerçâmes, exerçâtes, exercèrent, exercerai, exerceras, exercera, exercerons, exercerez, exerceront)
-
faire Verb (fais, fait, faisons, faites, font, faisais, faisait, faisions, faisiez, faisaient, fis, fit, fîmes, fîtes, firent, ferai, feras, fera, ferons, ferez, feront)
-
Übersetzung Matrix für sport uitoefenen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
pratiquer | dokteren; oplappen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
exercer | praktiseren; sport uitoefenen | bedekken; bekleden; beoefenen; exerceren; functie bekleden; herhalen; oefenen; ontwikkelen; overtrekken; repeteren; trainen; uitoefenen; vervullen |
faire | praktiseren; sport uitoefenen | aandoen; aanrichten; aanstichten; aanvangen; afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beginnen; beoefenen; berokkenen; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; handelen; in het leven roepen; klaarkrijgen; klaarmaken; maken; plegen; scheppen; starten; tot stand brengen; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; van start gaan; veroorzaken; verrichten; volbrengen; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen |
pratiquer | praktiseren; sport uitoefenen | beoefenen; uitoefenen; zich bezighouden met |