Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Französisch ->übersetze scheel

übersetze scheel von Niederländische ins Französisch

Übersicht

Niederländisch nach Französisch: mehr Daten

scheel:
- louchant; strabique
schelen:
- différence; déviation
- différer; faire une différence
Wiktionary:
- scheel → bigleux
- schelen → faire une différence, différer, manquer
- schelen → faillir, manquer

Niederländisch

Detailübersetzungen für scheel (Niederländisch) ins Französisch

scheel:

scheel Adjektiv

scheel (loensend; loens)
louchant; strabique
- louchant Adjektiv
- strabique Adjektiv

Übersetzung Matrix für scheel:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
strabique		scheeloog
Modifier	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
louchant	loens; loensend; scheel
strabique	loens; loensend; scheel

Verwandte Wörter für "scheel":

scheelheid, schele

Wiktionary Übersetzungen für scheel:

Cross Translation:

From	To	Via
• scheel	→ bigleux	↔ cross-eyed — having both eyes oriented inward

schelen:

schelen [het ~] Nomen

het schelen (verschillen)
la différence; la déviation
- différence [la ~] Nomen
- déviation [la ~] Nomen

schelen Verb (scheel, scheelt, scheelde, scheelden, gescheeld)

schelen (verschil maken; verschillen)
différer; faire une différence
- différer Verb (diffère, diffères, différons, différez, diffèrent, différais, différait, différions, différiez, différaient, différai, différas, différa, différâmes, différâtes, différèrent, différerai, différeras, différera, différerons, différerez, différeront)
- faire une différence Verb

Konjugationen für schelen:

o.t.t.

scheel
scheelt
scheelt
schelen
schelen
schelen

o.v.t.

scheelde
scheelde
scheelde
scheelden
scheelden
scheelden

v.t.t.

heb gescheeld
hebt gescheeld
heeft gescheeld
hebben gescheeld
hebben gescheeld
hebben gescheeld

v.v.t.

had gescheeld
had gescheeld
had gescheeld
hadden gescheeld
hadden gescheeld
hadden gescheeld

o.t.t.t.

zal schelen
zult schelen
zal schelen
zullen schelen
zullen schelen
zullen schelen

o.v.t.t.

zou schelen
zou schelen
zou schelen
zouden schelen
zouden schelen
zouden schelen

en verder

ben gescheeld
bent gescheeld
is gescheeld
zijn gescheeld
zijn gescheeld
zijn gescheeld

diversen

scheel!
scheelt!
gescheeld
schelend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für schelen:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
différence	schelen; verschillen	onderscheid; verschil; verschillendheid
déviation	schelen; verschillen	omleiding; wegomlegging
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
différer	schelen; verschil maken; verschillen	afwijken; afwisselen; uiteenlopen; uitstellen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen
faire une différence	schelen; verschil maken; verschillen

Verwandte Wörter für "schelen":

schel

Verwandte Definitionen für "schelen":

verschil uitmaken¹
- het scheelt dat hij zo aardig is¹

Wiktionary Übersetzungen für schelen:

schelen

verb

een verschil maken
- schelen → faire une différence

schelen

verb

Traductions à trier suivant le sens
- différer → afwisselen; variëren; werken; aanhouden; uitstellen; verdagen; verschuiven; verschillen; schelen; uiteenlopen
(vieilli) faillir, tomber en faute.
- manquer → missen; mankeren; absent zijn; afwezig zijn; schelen; misgrijpen; mislopen

Cross Translation:

From	To	Via
• schelen	→ faillir; manquer	↔ ail — to cause to suffer

Computerübersetzung von Drittern:

¹Muiswerk Woordenboek