Niederländisch
Detailübersetzungen für ringeloren (Niederländisch) ins Französisch
ringeloren:
-
ringeloren (intimideren; tiranniseren)
intimider; tyranniser-
intimider Verb (intimide, intimides, intimidons, intimidez, intimident, intimidais, intimidait, intimidions, intimidiez, intimidaient, intimidai, intimidas, intimida, intimidâmes, intimidâtes, intimidèrent, intimiderai, intimideras, intimidera, intimiderons, intimiderez, intimideront)
-
tyranniser Verb (tyrannise, tyrannises, tyrannisons, tyrannisez, tyrannisent, tyrannisais, tyrannisait, tyrannisions, tyrannisiez, tyrannisaient, tyrannisai, tyrannisas, tyrannisa, tyrannisâmes, tyrannisâtes, tyrannisèrent, tyranniserai, tyranniseras, tyrannisera, tyranniserons, tyranniserez, tyranniseront)
-
Konjugationen für ringeloren:
o.t.t.
- ringeloor
- ringeloort
- ringeloort
- ringeloren
- ringeloren
- ringeloren
o.v.t.
- ringeloorde
- ringeloorde
- ringeloorde
- ringeloorden
- ringeloorden
- ringeloorden
v.t.t.
- ben geringeloord
- bent geringeloord
- is geringeloord
- zijn geringeloord
- zijn geringeloord
- zijn geringeloord
v.v.t.
- was geringeloord
- was geringeloord
- was geringeloord
- waren geringeloord
- waren geringeloord
- waren geringeloord
o.t.t.t.
- zal ringeloren
- zult ringeloren
- zal ringeloren
- zullen ringeloren
- zullen ringeloren
- zullen ringeloren
o.v.t.t.
- zou ringeloren
- zou ringeloren
- zou ringeloren
- zouden ringeloren
- zouden ringeloren
- zouden ringeloren
en verder
- heb geringeloord
- hebt geringeloord
- heeft geringeloord
- hebben geringeloord
- hebben geringeloord
- hebben geringeloord
diversen
- ringeloor!
- ringeloort!
- geringeloord
- ringelorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ringeloren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
intimider | intimideren; ringeloren; tiranniseren | angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; bedreigen; doen schrikken; intimideren; koeioneren; kwellen; narren; onder druk zetten; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; terroriseren; tiranniseren; treiteren; verlegen maken; verschrikken; vrees aanjagen |
tyranniser | intimideren; ringeloren; tiranniseren | angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; intimideren; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; terroriseren; tiranniseren; treiteren; verschrikken; vrees aanjagen |