Niederländisch

Detailübersetzungen für regelden (Niederländisch) ins Französisch

regelen:

regelen Verb (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)

  1. regelen (iets op touw zetten; arrangeren)
    arranger; organiser; lancer; ériger; commencer; créer; aménager; construire; édifier; fonder; dresser
    • arranger Verb (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, )
    • organiser Verb (organise, organises, organisons, organisez, )
    • lancer Verb (lance, lances, lançons, lancez, )
    • ériger Verb (érige, ériges, érigeons, érigez, )
    • commencer Verb (commence, commences, commençons, commencez, )
    • créer Verb (crée, crées, créons, créez, )
    • aménager Verb (aménage, aménages, aménageons, aménagez, )
    • construire Verb (construis, construit, construisons, construisez, )
    • édifier Verb (édifie, édifies, édifions, édifiez, )
    • fonder Verb (fonde, fondes, fondons, fondez, )
    • dresser Verb (dresse, dresses, dressons, dressez, )
  2. regelen (schikken)
    arranger
    • arranger Verb (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, )
  3. regelen (arrangeren; afspreken; bedisselen)
    arranger; convenir; organiser
    • arranger Verb (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, )
    • convenir Verb (conviens, convient, convenons, convenez, )
    • organiser Verb (organise, organises, organisons, organisez, )
  4. regelen (afstemmen; bijstellen; afstellen)
    régler; ajuster; raccommoder; adapter
    • régler Verb (règle, règles, réglons, réglez, )
    • ajuster Verb (ajuste, ajustes, ajustons, ajustez, )
    • raccommoder Verb (raccommode, raccommodes, raccommodons, raccommodez, )
    • adapter Verb (adapte, adaptes, adaptons, adaptez, )
  5. regelen (in orde maken; klaren; afdoen)
    régler; terminer; achever; finir
    • régler Verb (règle, règles, réglons, réglez, )
    • terminer Verb (termine, termines, terminons, terminez, )
    • achever Verb (achève, achèves, achevons, achevez, )
    • finir Verb (finis, finit, finissons, finissez, )

Konjugationen für regelen:

o.t.t.
  1. regel
  2. regelt
  3. regelt
  4. regelen
  5. regelen
  6. regelen
o.v.t.
  1. regelde
  2. regelde
  3. regelde
  4. regelden
  5. regelden
  6. regelden
v.t.t.
  1. heb geregeld
  2. hebt geregeld
  3. heeft geregeld
  4. hebben geregeld
  5. hebben geregeld
  6. hebben geregeld
v.v.t.
  1. had geregeld
  2. had geregeld
  3. had geregeld
  4. hadden geregeld
  5. hadden geregeld
  6. hadden geregeld
o.t.t.t.
  1. zal regelen
  2. zult regelen
  3. zal regelen
  4. zullen regelen
  5. zullen regelen
  6. zullen regelen
o.v.t.t.
  1. zou regelen
  2. zou regelen
  3. zou regelen
  4. zouden regelen
  5. zouden regelen
  6. zouden regelen
en verder
  1. is geregeld
diversen
  1. regel!
  2. regelt!
  3. geregeld
  4. regelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

regelen [het ~] Nomen

  1. het regelen (organiseren)
    l'organisation
  2. het regelen (inregelen; afstemmen; instellen; afstellen)
    le réglage

Übersetzung Matrix für regelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ajuster bevestiging; vastmaken
lancer omhoog werpen; opwerpen
organisation organiseren; regelen bureau; bureaumeubel; factie; groepering; instantie; instelling; lichaam; management; organisatie; regelingscommissie
organiser aanrichten
réglage afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen aanpassing; afregelen; afstelling; afstemmen; afstemming; bijstelling; gelijkzetten; ijken; inregeling; instellen; instelling; optimalisatie; verstelling
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
achever afdoen; in orde maken; klaren; regelen aankomen; afkrijgen; afmaken; afronden; afslijten door erop te zitten; afsluiten; afwerken; afzitten; betalen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; ophouden; perfectioneren; stoppen; ten einde dragen; ten einde schrijven; ten einde spelen; uitdragen; uitdrinken; vereffenen; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; voldoen; voldragen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
adapter afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen aanpassen; bewerken; bijstellen; erin passen; fiksen; goedmaken; herschrijven; herstellen; inpassen; maken; rechtzetten; repareren; verstellen
ajuster afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen aanpassen; afstellen; afstemmen; bijstellen; erin passen; fijn bewerken; fiksen; gelijkschakelen; goedmaken; herstellen; in orde brengen; in orde maken; inpassen; maken; op maat snijden; rechtzetten; repareren; toesnijden; verstellen
aménager arrangeren; iets op touw zetten; regelen huis inrichten; inrichten; meubileren
arranger afspreken; arrangeren; bedisselen; iets op touw zetten; regelen; schikken arrangeren; bijleggen; coördineren; effenen; egaliseren; fatsoeneren; fiksen; flikken; goedmaken; groeperen; herstellen; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; indelen; inrichten; installeren; instrumenteren; klaarspelen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; ordenen; orkestreren; rangeren; rangordenen; rangschikken; renoveren; ruzie afsluiten; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken; vereffenen; vlijen; voor elkaar krijgen
commencer arrangeren; iets op touw zetten; regelen aanbinden; aanbreken; aangaan; aanknopen; aanvangen; beginnen; een begin nemen; inluiden; intreden; inzetten; ondernemen; op gang komen; starten; van start gaan
construire arrangeren; iets op touw zetten; regelen aanbouwen; aanbrengen; aanleggen; bijbouwen; bouwen; construeren; expanderen; in elkaar timmeren; in het leven roepen; ineentimmeren; installeren; maken; monteren en aansluiten; opbouwen; openen; oprichten; optrekken; overeindzetten; plaatsen; scheppen; timmerend in elkaar zetten; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
convenir afspreken; arrangeren; bedisselen; regelen aanstaan; afspreken; behoren; betamen; bevallen; bijpassen; conveniëren; deugen; gebruikelijk zijn; gelegen komen; geschikt zijn; horen; iets overeenkomen; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; passend zijn; prettig vinden; schikken; stroken; stroken met; toebehoren; uitkomen
créer arrangeren; iets op touw zetten; regelen fabriceren; formeren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; tot stand brengen; trekken; vervaardigen; voor elkaar krijgen; voortbrengen
dresser arrangeren; iets op touw zetten; regelen aanbrengen; aanleggen; bouwen; construeren; funderen; gaan staan; gronden; grondvesten; hoger worden; installeren; instellen; invoeren; monteren en aansluiten; omhoogbrengen; omhoogkomen; oprichten; opstaan; opstijgen; optrekken; opvliegen; overeindzetten; plaatsen; rechtop zetten; stichten; temmen; verheffen
finir afdoen; in orde maken; klaren; regelen afkrijgen; aflopen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; eten; fiksen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; legen; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opvreten; perfectioneren; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uitkrijgen; uitraken; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen; voorbijgaan; vreten
fonder arrangeren; iets op touw zetten; regelen aarden; baseren; bouwen; funderen; gronden; grondvesten; instellen; invoeren; koloniseren; opbouwen; oprichten; settelen; stichten; vestigen
lancer arrangeren; iets op touw zetten; regelen aanbreken; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; aanvoeren; afsmijten; afwerpen; beginnen; bouwen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; ingooien; inluiden; introduceren; keilen; kennis laten maken; kogelen; lanceren; laten opstijgen; naar beneden gooien; naar beneden werpen; naar voren brengen; neergooien; neerwerpen; omhooggooien; omhoogwerpen; omlaag werpen; op de grond gooien; op de markt brengen; opbouwen; openen; opgooien; ophoesten; oplaten; opperen; opwerpen; poneren; smijten; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitbrengen; uitgeven; van start gaan; voor de dag komen met; voorstellen
organiser afspreken; arrangeren; bedisselen; iets op touw zetten; regelen coördineren; huis inrichten; plannen
raccommoder afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen aanpassen; bijstellen; fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren; verstellen
régler afdoen; afstellen; afstemmen; bijstellen; in orde maken; klaren; regelen aanpassen; aanzuiveren; afbetalen; aflossen; afrekenen; afstellen; afstemmen; behandelen; betalen; bijleggen; bijstellen; effenen; egaliseren; fiksen; gelijkschakelen; genoegdoen; goedmaken; herstellen; iets afhandelen; inlossen; instellen; maken; nabetalen; rechtzetten; repareren; ruzie afsluiten; ruzie bijleggen; uitpraten; vereffenen; verrekenen; voldoen
terminer afdoen; in orde maken; klaren; regelen afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; klaarkrijgen; klaarmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; ophouden; stoppen; ten einde dragen; teneindelopen; uitdragen; uitdrinken; uitkrijgen; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; volbrengen; voldragen; volmaken; voltooien; voorbijgaan
édifier arrangeren; iets op touw zetten; regelen bouwen; construeren; funderen; gronden; grondvesten; instellen; invoeren; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; stichten
ériger arrangeren; iets op touw zetten; regelen bouwen; construeren; funderen; gronden; grondvesten; instellen; invoeren; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; stichten

Verwandte Wörter für "regelen":


Verwandte Definitionen für "regelen":

  1. ervoor zorgen dat het goed gaat1
    • de agent regelt het verkeer1

Wiktionary Übersetzungen für regelen:

regelen
Cross Translation:
FromToVia
regelen arranger; organiser arrange — to set up, organise
regelen traiter; faire face deal — handle, manage
regelen préfixer prefix — set or appoint beforehand
regelen régler regulate — adjust

Computerübersetzung von Drittern: