Übersicht
Niederländisch nach Französisch: mehr Daten
- bijpassen:
-
Wiktionary:
- bijpassen → faire l’appoint
Niederländisch
Detailübersetzungen für past bij (Niederländisch) ins Französisch
past bij form of bijpassen:
-
bijpassen (passen)
convenir; bien aller; aller ensemble-
convenir Verb (conviens, convient, convenons, convenez, conviennent, convenais, convenait, convenions, conveniez, convenaient, convins, convint, convînmes, convîntes, convinrent, conviendrai, conviendras, conviendra, conviendrons, conviendrez, conviendront)
-
bien aller Verb
-
aller ensemble Verb
-
Konjugationen für bijpassen:
o.t.t.
- pas bij
- past bij
- past bij
- passen bij
- passen bij
- passen bij
o.v.t.
- paste bij
- paste bij
- paste bij
- pasten bij
- pasten bij
- pasten bij
v.t.t.
- heb bijgepast
- hebt bijgepast
- heeft bijgepast
- hebben bijgepast
- hebben bijgepast
- hebben bijgepast
v.v.t.
- had bijgepast
- had bijgepast
- had bijgepast
- hadden bijgepast
- hadden bijgepast
- hadden bijgepast
o.t.t.t.
- zal bijpassen
- zult bijpassen
- zal bijpassen
- zullen bijpassen
- zullen bijpassen
- zullen bijpassen
o.v.t.t.
- zou bijpassen
- zou bijpassen
- zou bijpassen
- zouden bijpassen
- zouden bijpassen
- zouden bijpassen
diversen
- pas bij!
- past bij!
- bijgepast
- bijpassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bijpassen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aller ensemble | bijpassen; passen | bijeen horen; een fusie aangaan; fuseren; samengaan; samenhoren |
bien aller | bijpassen; passen | aanstaan; bevallen; conveniëren; flatteren; goed staan; prettig vinden; staan |
convenir | bijpassen; passen | aanstaan; afspreken; arrangeren; bedisselen; behoren; betamen; bevallen; conveniëren; deugen; gebruikelijk zijn; gelegen komen; geschikt zijn; horen; iets overeenkomen; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; passend zijn; prettig vinden; regelen; schikken; stroken; stroken met; toebehoren; uitkomen |
Wiktionary Übersetzungen für bijpassen:
bijpassen
verb
-
Donner en espèces la somme exacte à payer